Half mei-begin september in één generatie. Verse vlinders zijn soms te vinden op verticale oppervlakken, zoals boomstammen, hekken en muren. De vlinders zijn actief in het donker en komen op licht. Ze hebben een lange roltong en bezoeken bloemen.
Rups: juli-begin november. De soort overwintert als pop in de grond, in sommige gevallen zelfs tweemaal, op een diepte van soms meer dan 30 cm.
Privet Hawk-moth
Ligusterschwärmer
le Sphinx du troène
Dennepijlstaart is een oude naam die ook al door Ter Haar in 'Onze Vlinders' wordt gebruikt.
Pijlstaart verwijst naar het staartje of 'pijl' op het laatste segment van de rups.
Liguster is een belangrijke, maar niet de enige, waardplant voor deze soort.
Sphinx: Sphinx is een monster meestal afgebeeld met de bovenkant van een vrouw en het lichaam van een leeuw. Zij woonde in het Egyptische Thebe raadsels opgevend en degenen dodend die ze niet konden oplossen. Toen Oedipus dat wel bleek te kunnen, pleegde ze zelfmoord. Men denkt wel dat deze mythe de geheimnisvolle jaarlijkse overstroming van de Nijl symboliseerde; die bracht vruchtbaarheid maar ook de gesel van de dood voor hen die in de Nijl omkwamen. Er hoeft natuurlijk geen enthomologische connectie te zijn, maar het zou goed kunnen dat Linnaeus de overeenkomst op het oog had van het grote beeldhouwwerk bij de Grote Piramide en de rups die zijn kop in rust opgericht houdt.
ligustri: Ligustrum is het plantengeslacht liguster waar de waardplant toe behoort.
Linnaeus, 1758
Voorvleugellengte: 41-55 mm. De zwartachtige bovenzijde van het borststuk en de opvallende donkerbruine strook langs de binnenrand van de voorvleugel die doorloopt tot in de vleugelpunt, maken deze soort goed herkenbaar. De zwarte banden op het roze achterlijf en op de lichtroze achtervleugel steken krachtig af. Er is enige variatie in de kleurintensiteit; heel zelden is het roze vervangen door wit of zijn de achterlijfbanden geelachtig.
Tot 100 mm; lichaam helder groen met op de flanken zeven schuine, witte, met purperafgezette strepen; op het elfde segment een glimmend zwarte, scherp gepunte hoorn; kop geelachtig groen met twee brede zwarte strepen.
De dennenpijlstaart (S. pinastri) is kleiner en heeft geen roze banden op het achterlijf. Zie ook de windepijlstaart (Agrius convolvuli).
Algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Vrij algemeen in het hele land. Wijdverbreid, maar in lage aantallen.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Bijna in heel Europa; in het westen niet in Ierland en Schotland en niet in noordelijk Scandinavië en in het noorden van Duitsland. In het zuiden van het Iberisch schiereiland tot aan het Algerijnse Atlasgebied. Komt voor op Corsica, Sardinië en Sicilië en in Italië en aan de Dalmatische kusten tot de Peloponnesus. Naar het oosten de hele Balkan en via Analolië langs de Zwarte Zeekust tot Zuid-Siberië en Japan.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Graslanden, struwelen, open bossen, tuinen en moerassen.
Word donateur
Steun De Vlinderstichting