Van deze zeer zeldzame zwerver zijn verspreid over het land slechts enkele waarnemingen bekend. De laatste waarneming dateert uit 1908 in Limburg.
Voorvleugellengte: 15-18 mm. Over de lichtgele voorvleugel loopt een (rood)bruine schuine streep vanuit de vleugelpunt naar de binnenrand. Op de onderzijde van de achtervleugel bevindt zich een grijze lijn en een middenvlek. Het mannetje heeft geveerde antennen. Het vrouwtje is meer gespikkeld dan het mannetje en heeft ongeveerde antennen.
Tot 32 mm; grijsachtig bruin tot okerkleurig, soms met een roze zweem op de flanken; over de rug een brede, lichte middenstreep met daarin een donkere middenlijn; op de flanken een aantal lichte en donkere lengtestrepen; een groot deel van deze tekening zet zich op de kop voort, die overigens dezelfde kleur als het lichaam heeft; op het achterste deel van het lichaam bevinden zich een paar kegelvormige uitwassen.
Zie de roodstreepspanner (Rhodometra sacraria) en de gele kustspanner (A. ochrearia).
roodstreepspanner
Rhodometra sacraria
GEOMETRIDAE: Ennominae
gele kustspanner
Aspitates ochrearia
GEOMETRIDAE: Ennominae
Juli-augustus in één generatie. De vlinders vliegen vanaf de schemering en komen op licht. Overdag kunnen ze worden opgejaagd uit het gras.
Rups: waarschijnlijk september-juni; er zijn geen rupsenvondsten bekend uit Nederland. De soort overwintert als jonge rups en verpopt zich in een los spinsel in de grasvegetatie.
Vooral kleine tijm, maar ook diverse andere kruidachtige planten.
Vooral ruige (kalk)graslanden met kruiden, waarmee de rupsen zich kunnen voeden, en dode grasstengels om zich tussen te verbergen gedurende hun lange ontwikkelingsperiode.
Van deze zeer zeldzame zwerver zijn verspreid over het land slechts enkele waarnemingen bekend. De laatste waarneming dateert uit 1908 in Limburg.
Zeer zeldzaam. Komt erg lokaal voor in Luik, Luxemburg en Namen.
Van het Iberisch Schiereiland via West- en Midden-Europa tot Rusland en via het Middellandse Zeegebied tot de Zwarte Zee en de Kaukasus. Als ssp. orientaria (Alpheraky, 1892) in Centraal-Azië en Siberië. In Finland en de Baltische staten vliegt ssp. fenica (Fuchs, 1899). Niet in Scandinavië.
De grondkleur van deze vlinder is strogeel. Veelal is deze vlinder echter meer grijs dan geel.
Aspitates: aspitates werd later door Treitschke gecorrigeerd naar Aspilates, maar volgens de I.C.Z.N.-regels moet de eerste spelling gehandhaafd blijven. Aspilates is een kostbare Arabische steen waar Plinius melding van maakt.
gilvaria: gilvus is geel, de grondkleur van de vlinder.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
fruitboomdwergspanner
Eupithecia insigniata
dubbelhoekbandspanner
Euphyia biangulata
appeltak
Campaea margaritaria
bijvoetdwergspanner
Eupithecia innotata
klaverblaadje
Macaria notata
roodbruine walstrospanner
Catarhoe rubidata