veldparelmoervlinder Melitaea cinxia

Familie

aurelia's (NYMPHALIDAE)

Zeldzaamheid

In 1995 verdween de veldparelmoervlinder als standvlinder in Nederland. Af en toe werden zwervers (m.n. op de Sint Pietersberg) gezien, en sinds 2008 is er een populatie aanwezig op de Bemelerberg. De laatste jaren zijn er ook steeds vaker vestigingen op andere plekken in Zuid Limburg. In 2013 vestigde de soort zich ook in Noord-Brabant en in 2022 in Zuid-Holland.

Rode lijst

ernstig bedreigd

Meer foto's

Terug naar boven ^

Levenswijze

Vliegtijd en gedrag

Begin mei-half juni in één generatie. De vlinders zijn vrijwel alleen actief bij zonnig weer en zijn te vinden op plaatsen met veel nectar.

Levenscyclus

Rups: half juni-begin mei. De soort overwintert als rups in een spinselnest met tientallen rupsen bij elkaar. De verpopping vindt plaats in dichte vegetatie. De eieren worden in groepjes afgezet op de onderzijde van een liggend blad van een klein exemplaar van de waardplant.

ei-afzet
Na de paring zoekt het vrouwtje als afzetplaats voor de eitjes planten die groeien in een open en korte vegetatie, op de warmste plekjes nabij kaal zand of juist in de luwte van hogere planten. De eerste keer zet ze meestal 100 tot 200 eitjes af, het eventuele tweede legsel is kleiner en bestaat uit ongeveer 50 tot 100 eitjes. Het groepje eitjes wordt afgezet op de onderzijde van een liggend blad van een kleine waardplant.

rups en verpopping
De rupsen leven in groepen van tientallen exemplaren in spinselnesten op de waardplant. Op warme zomerdagen kunnen ze zonnend op de plant worden gezien. In de nazomer verandert de kleur van de rupsen van lichtbruin naar zwart, waardoor zij sneller opwarmen. Al in de nazomer gaan de rupsen overwinteren. Hiervoor spinnen ze op korte afstand van het nest een nieuw, dicht nest in een hogere, overstaande vegetatie. Na de overwintering spinnen de rupsen in maart opnieuw een nest maar ze leven dan in kleinere groepjes. Rupsen eten bij voorkeur jonge planten en zonnen op afgestorven bladeren en stengels. Hun warmtebehoefte is groot; de soort bereikt hier de noordwestgrens van zijn areaal. Eind april verspreiden de rupsen zich, leven verder solitair en verpoppen zich in een dichte vegetatie.

vlinders
Half mei verschijnen de eerste vlinders. De dichtheid op de vliegplaatsen is gemiddeld, circa 16 individuen per hectare. Veldparelmoervlinders zijn bijna alleen actief bij zonneschijn en vliegen vooral op plaatsen met veel nectarrijke kruiden, veelal composieten zoals knoopkruid, margriet, muizenoortje en biggenkruid. Mannetjes patrouilleren om de vrouwtjes te vinden en onderzoeken tijdens hun vlucht alle oranjegele objecten. Als het tot een paring komt, blijft het vrouwtje soms doorvliegen, terwijl ze het mannetje achter zich aantrekt.

Verspreiding

Vliegtijd

Benaming

Engelse naam

Glanville Fritillary

Duitse naam

Gemeiner Scheckenfalter, Wegerich-Scheckenfalter

Franse naam

Le Damier

Oud Nederlandse naam

deliavlinder, veldvlekvlinder, weegbreemelitaea, weegbreevlinder

Meer

Toelichting wetenschappelijke naam

Melitaea: melitaea is weer een van de probleemnamen van Fabricius. Vele mogelijkheden dienen zich aan. Melinaea zou een bijnaam van Aphrodite zijn. Melitaea was ook de naam van een stad in de oudheid. Melitoeis betekent honingzoet en dat zou ook een van de vele bijnamen van Aphrodite zijn geweest. Ook kan het van melitaios komen hetgeen behorend bij Malta betekent. Alleen Fabricius weet wat juist is.
cinxia: cinctus is met banden, met gordels. Cinxia was een aanroeptitel van Juno toen zij, in de hoedanigheid van Lucina, de god van de geboorte was; zij verloste de bruiden van hun banden. (zie ook Hamearis lucina)

Auteursnaam en jaartal

(Linnaeus, 1758)

Herkenning

Kenmerken vlinder

Voorvleugellengte: 16-21 mm. De bovenkant van de vleugels heeft bij het mannetje een tamelijk effen dof oranjebruine grondkleur; het vrouwtje heeft meer bruine vlekken dan het mannetje. Op de bovenkant van de achtervleugel bevindt zich in ieder segment van de buitenste dwarsband een zwarte vlek; deze vlekken zijn karakteristiek voor deze soort. De onderkant van de achtervleugel is crèmekleurig met oranje banden en zwarte strepen en vlekken.

Kenmerken rups

Tot 25 mm; lichaam zwart met dwarse lijnen van witte stippen; korte, zwarte doorns; buikpoten en kop roodachtig bruin.

Bescherming

Wet natuurbescherming

Deze vlinder is beschermd in het kader van de Wet natuurbescherming.

Concrete bedreiging

De veldparelmoervlinder is in de eerste plaats verdwenen door intensivering van het landgebruik, bebossing en bebouwing. Op resterende plekken is verzuring of vermesting opgetreden. Hierdoor verdwijnt de open vegetatie met een hoge dichtheid aan smalle weegbree in rozetvorm. Terreinen waarin de soort voorkwam zijn vaak verkeerd beheerd. Een eenzijdig beheer leidt tot uniforme vegetaties en zorgt ervoor dat een open structuur met overgangen naar overstaande en bloemrijke vegetaties verdwijnt. 

Aanbevolen beheersmaatregel

Een geschikt beheer bestaat uit extensieve begrazing, gefaseerd maaien of het invoeren van extensieve landbouw met braaklegging en het sparen van een schrale vegetatie op ruderale plaatsen. Luwe plekjes kunnen daar ontstaan door struweelontwikkeling of de aanplant van struiken.

Toekomst
De veldparelmoervlinder is een soort die goed overweg kan met klimaatopwarming in combinatie met nieuwe natuur. Er zijn nu meerdere populaties in verschillende provincies en de verwachtig is dat hij zich de komende jaren zal kunnen handhaven en uitbreiden, zeker in Zuid-Limburg.

Verspreiding in Nederland in vier perioden

Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.

Habitat

Kruidenrijke, droge en schrale graslanden met een open, korte, vrij rommelige mozaïekstructuur.

Lage vegetaties met een hoge dichtheid aan smalle weegbree worden afgewisseld met hogere overstaande vegetaties waarin de rupsen kunnen overwinteren en zich verpoppen. Daarnaast is er wat kale grond aanwezig en groeien er vaak op korte afstand bloemrijke ruigten met geschikte nectarplanten. Meestal is er enige beschutting in de vorm van verspreid staande struiken, struweel of een bosrand. In zo´n vrij dynamische omgeving ontstaan er geregeld nieuwe plaatsen die kunnen worden gekoloniseerd indien de vegetatie van oudere vliegplaatsen dichtgroeit. Een levensvatbare populatie omvat zo´n tien tot vijftien geschikte plaatsen van zo’n 0,1 hectare elk, niet verder dan vijfhonderd meter van elkaar gelegen.

Planten

Waardplanten zijn vooral smalle weegbree. Ook ereprijs, knoopkruid en muizenoor.

Waardplant

Knoopkruid
Centaurea

Havikskruid
Hieracium

Weegbree
Plantago

Ereprijs
Veronica

Tijdschriften

Projecten

Soorten uit dezelfde familie aurelia's (NYMPHALIDAE)

koevinkje
Aphantopus hyperantus

boserebia
Erebia ligea

gehakkelde aurelia
Polygonia c-album

braamparelmoervlinder
Brenthis daphne

zilveren maan
Boloria selene

Alle soorten uit deze familie