Vrij zeldzaam. Komt verspreid voor op de zandgronden in het binnenland; de meeste waarnemingen komen van de Veluwe. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: 14-16 mm. Evenals de andere snuituilen heeft deze soort een opvallende 'snuit', gevormd door de lange palpen. De voorvleugel heeft een scherp gehoekte vleugelpunt. Het opvallendste kenmerk is de grote donkere vlek die bijna het gehele wortel- en middenveld beslaat met uitzondering van een lichtere strook langs de binnenrand. Bij het mannetje is de vlek chocoladebruin en zijn het zoomveld en de strook langs de binnenrand grotendeels grijsachtig lichtbruin gekleurd. Bij het vrouwtje is de vlek iets lichter bruin en is de rest van de voorvleugel grotendeels witachtig; de achterrand en de vleugelpunt zijn lichtbruin. In de vleugelpunt bevindt zich een zwartachtige korte dikke streep.
Bruine snuituil (Hypena proboscidalis) en hopsnuituil (Hypena rostralis).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
bruine snuituil
Hypena proboscidalis
EREBIDAE: Hypeninae
hopsnuituil
Hypena rostralis
EREBIDAE: Hypeninae
Half mei-eind augustus in één generatie. De vlinders vliegen vanaf de schemering en komen zowel op licht als op smeer. Overdag rusten ze op een boomstam of tussen bosbesstruiken en zijn ze gemakkelijk te verstoren.
Rups: juli-september. De soort overwintert doorgaans als pop in een cocon in de strooisellaag of in de grond; soms overwintert de rups in de cocon en vindt de daadwerkelijke verpopping pas in het voorjaar plaats.
Bosbes.
Open bossen en (randen van) heiden.
Vrij zeldzaam. Komt verspreid voor op de zandgronden in het binnenland; de meeste waarnemingen komen van de Veluwe. RL: niet bedreigd.
In Vlaanderen vrij zeldzaam en wijdverbreid in de Kempen. In Vlaams-Brabant zeldzaam op verspreide vindplaatsen; elders in Vlaanderen ontbrekend. In Wallonië vrij algemeen en wijdverbreid ten zuiden van Samber en Maas.
Van de Pyreneeën via Midden-Italië en Bosnië tot de zuidrand van de Kaukasus. Zuidelijk van deze lijn schijnt deze soort niet voor te komen. De noordgrens verloopt van Ierland en Zuid-Noorwegen naar het oosten.
De snuituilen hebben opvallend naar voren uitstekende palpen (de snuit) op de kop van de vlinder.
Bosbes is de enige waardplant van deze soort.
Hypena: hypene is een snor of een baard, naar de behaarde labiale palpen en mogelijk ook naar de haarborsteltjes die op de poten van een aantal soorten zitten. Hypena had aanvankelijk de status van een familie.
crassalis: crassus is dik, waarschijnlijk naar de dicht behaarde en dus dikke labiale palpen.
zuidelijke wikke-uil
Tathorhynchus exsiccata
prachtpurperuiltje
Eublemma purpurina
gele snuituil
Paracolax tristalis
klein kokerbeertje
Eilema pygmaeola
wikke-uil
Lygephila pastinum
moerasspinner
Laelia coenosa