Algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: 11-13 mm. Deze snuituil heeft een tamelijk effen, fijn bestoven grijsachtig bruine voorvleugel met drie opvallende donkere dwarslijnen. De binnenste dwarslijn is vrij recht, de buitenste dwarslijn heeft de vorm van een vraagteken en de golflijn is gebogen en eindigt in de vleugelpunt. De middenvlek is zichtbaar als een klein smal donker streepje en de franjelijn is ononderbroken. Evenals de andere snuituilen heeft deze soort een opvallende ‘snuit’, gevormd door de lange palpen.
Zie de lijnsnuituil (H. tarsipennalis) en de schaduwsnuituil (H. tarsicrinalis).
schaduwsnuituil
Herminia tarsicrinalis
EREBIDAE: Herminiinae
lijnsnuituil
Herminia tarsipennalis
EREBIDAE: Herminiinae
Maansnuituil (Zanclognatha lunalis), baardsnuituil (Pechipogo strigilata) en stippelsnuituil (Macrochilo cribrumalis).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
baardsnuituil
Pechipogo strigilata
EREBIDAE: Herminiinae
maansnuituil
Zanclognatha lunalis
EREBIDAE: Herminiinae
stippelsnuituil
Macrochilo cribrumalis
EREBIDAE: Herminiinae
Begin mei-half augustus in één generatie; soms een partiële tweede generatie tot begin oktober. De vlinders vliegen vanaf de schemering en bezoeken bloemen; ze komen zowel op licht als op smeer. Overdag zijn de vlinders gemakkelijk op te jagen.
Rups: juli-oktober. De soort overwintert als pop in een cocon in een schorsspleet of in de strooisellaag.
Diverse loofbomen en struiken, waaronder eik, berk, els, meidoorn, hazelaar, gewone vogelkers, braam en bosrank; ook afgevallen blad.
Loofbossen, struwelen, parken en tuinen.
Algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Vrij algemeen in het hele land.
Komt in alle Europese landen voor. De Middellandse zee en de Kaukasus vormen de zuidgrens. Naar het oosten tot de Oessoeri en Japan. Naar het noorden tot Schotland en Zuid- en Midden-Scandinavië.
De snuituilen hebben opvallend naar voren uitstekende palpen (de snuit) op de kop van de vlinder.
Het kenmerk van deze snuituil is de gebogen lijn die vanuit de vleugelpunt naar binnen loopt.
Herminia: herminia is een latijnse vorm van het Franse herminé, met doorntjes van hermelijn, naar de haarplukjes op de poten die vergeleken worden met hermelijnen kragen op mantels. Deze naam had aanvankelijk de status van familie.
grisealis: griseus is grijs, naar de grondkleur van de vlinder
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
zuidelijke wikke-uil
Tathorhynchus exsiccata
glaskruidsnuituil
Hypena lividalis
nonvlinder
Lymantria monacha
naaldboombeertje
Eilema depressa
grasbeertje
Coscinia cribraria
bruine prachtuil
Dysgonia algira