Vrij zeldzaam. Wordt vooral waargenomen in Zuid-Limburg; de populaties kunnen daar soms vrij groot zijn. Verspreid over het land wordt de soort ook af en toe elders waargenomen. RL: bedreigd.
Voorvleugellengte: 8-9 mm. De voorvleugel van deze kleine, grijsachtig bruine en zwak getekende Eupithecia-soort heeft een enigszins gebogen voorrand. Kenmerkend is de roodachtige band aan de basis van het achterlijf. De middenstip is hooguit vaag aanwezig en in de binnenrandhoek ligt geen witte vlek; wel is vaak een zwakke golflijn te zien. De buitenste dwarsbanden zijn bij de voorrand licht geknikt.
13-15 mm. Lijf licht grijsachtig groen met een zwartige ruglijn, een onduidelijke donkere subdorsale lijn en een kleine bruine kop. Sommige rupsen hebben een rozeachtige bestuiving.
De hengeldwergspanner (E. plumbeolata) is lichter van kleur en heeft meestal geen golflijn; de enigszins golvende dwarsbanden zijn vaag en weinig geaccentueerd. De voorvleugel van de valeriaandwergspanner (E. valerianata) is meer langgerekt met een scherpere vleugelpunt; de golflijn is wit en in de binnenrandhoek ligt een witte vlek; meestal is een zeer kleine middenstip aanwezig. Zie ook de esdoorndwergspanner (E. inturbata).
hengeldwergspanner
Eupithecia plumbeolata
GEOMETRIDAE: Larentiinae
valeriaandwergspanner
Eupithecia valerianata
GEOMETRIDAE: Larentiinae
esdoorndwergspanner
Eupithecia inturbata
GEOMETRIDAE: Larentiinae
De rupsen van de Eupithecia-soorten lijken veel op elkaar. Bij determinatie kan de waardplant een handig hulpmiddel zijn.
Begin april-begin augustus in één generatie. De vlinders komen op licht en zijn overdag gemakkelijk te verstoren van de waardplant.
Rups: juli-augustus. De rups leeft in de bloemknoppen. De soort overwintert als pop in een cocon in de strooisellaag.
Bosrank en gekweekte clematissoorten.
Open bossen en struwelen op kalkrijke bodem.
Vrij zeldzaam. Wordt vooral waargenomen in Zuid-Limburg; de populaties kunnen daar soms vrij groot zijn. Verspreid over het land wordt de soort ook af en toe elders waargenomen. RL: bedreigd.
Zeldzaam, maar toegenomen. Wijdverbreid in alle provincies; lokaal vrij algemeen in de Westhoek en Vlaams-Brabant. In Wallonië vrij zeldzaam, maar wijdverbreid ten zuiden van Samber en Maas.
Verbreid in Europa en West-Azië. Van Denemarken en de zuidpunt van Zweden tot de landen bij de Middellandse Zee en van West-Europa tot Klein-Azië en de Kaukasus. Niet in Noorwegen, Finland en de Baltische staten.
Alle soorten uit het Genus Eupithecia plus nog een aantal andere kleine spanners zijn samengebracht onder de groepsnaam dwergspanner.
Bosrank, wild en gekweekt, is de waardplant van deze dwergspannersoort.
Eupithecia: eu is goed, goedig en pithex, pithekos is een dwerg. De vlinders hebben een aantrekkelijk uiterlijk en zijn klein. Haworth schrijft: mooie vlinders, als ze rusten zien ze er prachtig uit: de vleugels gespreid en vlak, elegant gedrukt tegen de ondergrond; eigenlijk helemaal ontworpen om ze in vlinderkasten te verzamelen.
Haworthiata: A.H. Haworth (1767 - 1833) wordt met deze naam geëerd. Hij was een Britse insectoloog en schrijver van Lepidoptera Britannica.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
roestige stipspanner
Idaea inquinata
vroege spanner
Biston strataria
naaldboomspanner
Thera obeliscata
spaansgroene zomervlinder
Jodis putata
eikentak
Gerinia honoraria
voorjaarsspanner
Apocheima hispidaria