Vrij algemeen. Een soort die sinds 1989 bekend is uit de duinstreek van Zuid-Holland. Sindsdien wordt de soort vaker waargenomen, eerst vooral in Zuid-Limburg, maar tegenwoordig komt de soort verspreid over het hele land voor. RL: gevoelig.
Voorvleugellengte: 8-10 mm. Lijkt qua grootte en tekening veel op de wilgendwergspanner (E. tenuiata); de voorvleugel is echter iets smaller en minder afgerond. De voorvleugel heeft een bruinachtig grijze grondkleur met vooral in het middenveld vaak iets okergeel; de tekening is goed ontwikkeld en vrij vlekkerig. De donkere middenstip is meestal goed zichtbaar, maar bij krachtig getekende exemplaren soms onduidelijk. De golflijn is vooral bij de binnenrandhoek duidelijk zichtbaar. In het zoomveld bevinden zich drie donkere vlekken: één in de vleugelpunt, één vlak daarnaast en één iets grotere in de binnenrandhoek. De zwarte onderbroken franjelijn langs de achterrand van de voor- en achtervleugel is altijd goed te zien, ook bij afgevlogen exemplaren.
15-16 mm. Lijf lichtgroen met in het midden van de rug een rij roodachtig bruine of donkergroene ruitjestekens. Ook vage bleke groene lijntjes subdorsaal en in het stigmagebied.
De wilgendwergspanner (E. tenuiata) is meestal iets donkerder en heeft een meer afgeronde voorvleugel. De bosrankdwergspanner (E. haworthiata) is donkerder en bruiner, terwijl de eerste segmenten van het achterlijf aan de bovenkant en opzij een roodachtige of oranje tint hebben; heeft hoogstens een vage aanduiding van een middenstip. De hengeldwergspanner (E. plumbeolata) is lichter, meer egaal bruinachtig en heeft geen duidelijke middenstip en golflijn.De gewone dwergspanner (E. vulgata) is groter en bruiner en de dwarslijn die langs de middenstip loopt maakt een vrij scherpe knik bij de voorrand. Zie ook de paardenbloemspanner (Idaea seriata).
hengeldwergspanner
Eupithecia plumbeolata
GEOMETRIDAE: Larentiinae
wilgendwergspanner
Eupithecia tenuiata
GEOMETRIDAE: Larentiinae
bosrankdwergspanner
Eupithecia haworthiata
GEOMETRIDAE: Larentiinae
gewone dwergspanner
Eupithecia vulgata
GEOMETRIDAE: Larentiinae
paardenbloemspanner
Idaea seriata
GEOMETRIDAE: Larentiinae
De rupsen van de Eupithecia-soorten lijken veel op elkaar. Bij determinatie kan de waardplant een handig hulpmiddel zijn.
Juli-augustus in één generatie. De vlinders komen op licht.
Rups: april-half mei. De soort overwintert als ei op de waardplant. De verpopping vindt plaats in een cocon tussen de bloemen van de waardplant of in de strooisellaag.
Bloeiwijze van de Spaanse aak.
Bossen en struwelen, vaak op kalkrijke bodem.
Vrij algemeen. Een soort die sinds 1989 bekend is uit de duinstreek van Zuid-Holland. Sindsdien wordt de soort vaker waargenomen, eerst vooral in Zuid-Limburg, maar tegenwoordig komt de soort verspreid over het hele land voor. RL: gevoelig.
Zeer zeldzaam, maar in opmars. Recent waargenomen in alle Belgische provincies, behalve Waals-Brabant.
De esdoorndwergspanner komt voor in Midden-Europa, Groot-Brittannië en Zuid-Scandinavië.
Alle soorten uit het Genus Eupithecia plus nog een aantal andere kleine spanners zijn samengebracht onder de groepsnaam dwergspanner.
De spaanse aak, een esdoornsoort, is de waardplant van deze dwergspanner.
Eupithecia: eu is goed, goedig en pithex, pithekos is een dwerg. De vlinders hebben een aantrekkelijk uiterlijk en zijn klein. Haworth schrijft: mooie vlinders, als ze rusten zien ze er prachtig uit: de vleugels gespreid en vlak, elegant gedrukt tegen de ondergrond; eigenlijk helemaal ontworpen om ze in vlinderkasten te verzamelen.
Inturbata: inturbatus is niet verwarrend, vanwege het relatief duidelijke vleugelpatroon.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
klokjesdwergspanner
Eupithecia denotata
vlekstipspanner
Idaea dimidiata
gallendwergspanner
Eupithecia analoga
malvabandspanner
Larentia clavaria
bosbesdwergspanner
Pasiphila debiliata
geveerde walstrospanner
Nebula salicata