Vrij algemeen. Komt lokaal voor op de zandgronden en in de duinen; ook op Terschelling komt deze soort voor. Elders schaars of ontbrekend. RL: bedreigd.
Voorvleugellengte: 19-23 mm. Een karakteristieke, behaarde spanner. De vleugeltekening is variabel, maar alle varianten hebben zwarte dwarslijnen en/of -banden; vooral aan de voorrand van de voorvleugel is dit opvallend. Veel exemplaren zijn enigszins goudgeel getekend, andere zijn overwegend grijs. De vleugels van het vrouwtje zijn zeer dun geschubd en de voorvleugel heeft een licht gebogen voorrand. De vleugels van het mannetje zijn zwaar geschubd.
Tot 55 mm; lichaam roodachtig bruin, purperachtig grijs of groenachtig grijs, met fijne, zwarte streepjes en vlekjes en gele spikkeltjes; het eerste segment met een intensief gele band achter de kop; kop licht roodachtig bruin en zwart gespikkeld.
Zie de voorjaarsspanner (Apocheima hispidaria) en de perentak (Phigalia pilosaria).
voorjaarsspanner
Apocheima hispidaria
GEOMETRIDAE: Ennominae
perentak
Phigalia pilosaria
GEOMETRIDAE: Ennominae
Half maart-half juni in één generatie. De vlinders worden soms overdag op boomstammen en hekken gevonden. De mannetjes komen laat in de nacht goed op licht.
Rups: mei-juni. De soort overwintert als pop in de grond.
Vele soorten loofbomen, waaronder berk en iep. Ook eik, wilg, brem en linde worden genoemd.
Loofbossen, struwelen, parken en tuinen; ook in stedelijke omgeving.
Vrij algemeen. Komt lokaal voor op de zandgronden en in de duinen; ook op Terschelling komt deze soort voor. Elders schaars of ontbrekend. RL: bedreigd.
Vrij algemeen in het hele land. Zeldzamer in de westelijke helft van Vlaanderen.
Van het Iberisch Schiereiland via West- en Midden-Europa, via Siberië en het Amoer-Oessoeri-gebied (ssp.siberica Diakonov, 1926) tot Sachalin en Japan (ssp. parellelaria Inoue, 1958). De nominaatvorm in het zuiden het Middellandse Zeegebied, de Balkanlanden, Klein-Azië en de Kaukasus tot Kazachstan, in het noorden het grootste deel van Scandinavië.
Dunvlerkspanner is een al lang bestaande naam die al gebruikt wordt door Ter Haar in 'Onze vlinders' (begin vorige eeuw).
De achtergrond van dunvlerk is niet duidelijk.
Lycia: lycia komt waarschijnlijk van lukeios is behorend bij de wolf, borstelig als een wolf, vanwege het harige abdomen. Mogelijk van Lycia, een streek in Klein Azië. De eerste mogelijkheid ligt meer in de stijl van naamgeving van Hübner.
hirtaria: hirtus is borstelig, onverzorgd, naar de harige thorax en abdomen
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
gestreepte goudspanner
Camptogramma bilineata
roodbruine walstrospanner
Catarhoe rubidata
roodstreepspanner
Rhodometra sacraria
zoomspanner
Epione vespertaria
boterbloempje
Pseudopanthera macularia
esdoorndwergspanner
Eupithecia inturbata