Algemeen. Komt voor op de zandgronden en in de duinen; uit de noordelijke provincies zijn duidelijk minder waarnemingen bekend. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: 9-11 mm. De vleugels van deze spanner zijn crèmekleurig wit. De dwarslijnen zijn grijsachtig lichtbruin van kleur. Langs de voorrand van de voorvleugel, waarlangs zich vanaf de vleugelwortel tot ongeveer halverwege de vleugel een dichte donkere bespikkeling bevindt, zijn deze dwarslijnen extra duidelijk. Zowel op de voor- als op de achtervleugel bevindt zich een kleine, maar goed zichtbare zwarte middenstip. De franjelijn van de vleugels bestaat uit fijne donkere streepjes; haaks daarop zijn soms korte streepjes in de franje zichtbaar (het beste te zien met een loep). De franje heeft een lichte, geelachtig tot goudkleurige tint.
De randstipspanner (I. sylvestraria) is meestal groter en bruinachtig wit; in plaats van fijne streepjes bevinden zich opvallende stippen langs de achterrand van de vleugel. Zie ook de schildstipspanner (I. biselata) en de streepstipspanner (I. humiliata).
Bekijk de gedetailleerde verschillen met illustraties tussen Idaea fuscovenosa en I. humiliata.
randstipspanner
Idaea sylvestraria
GEOMETRIDAE: Sterrhinae
schildstipspanner
Idaea biselata
GEOMETRIDAE: Sterrhinae
streepstipspanner
Idaea humiliata
GEOMETRIDAE: Sterrhinae
Schildstipspanner (Idaea biselata), roestige stipspanner (Idaea inquinata) en schaduwstipspanner (Idaea rusticata).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
roestige stipspanner
Idaea inquinata
GEOMETRIDAE: Sterrhinae
schildstipspanner
Idaea biselata
GEOMETRIDAE: Sterrhinae
schaduwstipspanner
Idaea rusticata
GEOMETRIDAE: Sterrhinae
Begin juni-begin augustus in één generatie. De vlinders kunnen overdag worden opgejaagd uit struikgewas, struwelen, hoog opgaande kruiden of grasruigten. Ze vliegen vanaf de schemering en komen in kleine aantallen op licht.
Rups: augustus-mei. De soort overwintert als rups.
Mossen en afgevallen blad.
Struwelen, ruige graslanden, bosranden, brede bospaden, randen van moerassen en andere plaatsen met een rijke kruidengroei. Zandgrond en kalkrijke bodem hebben de voorkeur boven zure grond en klei.
Algemeen. Komt voor op de zandgronden en in de duinen; uit de noordelijke provincies zijn duidelijk minder waarnemingen bekend. RL: niet bedreigd.
Vrij algemeen in het hele land.
Van Marokko en het Iberisch Schiereiland via West- en Midden-Europa (inclusief de Britse eilanden) tot de Baltische staten, in het noorden: Denemarken en Zuid-Zweden; in het zuiden: de westelijke Middellandse Zee-eilanden, Italië, de Balkan, de Zwarte Zee, Klein-Azië en de Kaukasus.
De stipspanners hebben een meer of minder duidelijke middenstip op voor- en ook vaak op achtervleugels. Nagenoeg alle Scopula's en Idaea's zijn stipspanners.
Deze stipspanner is klein genoeg om dwergstipspanner te worden genoemd.
Idaea: idaios heeft betrekking op de berg Ida, de uitzichtplaats van waaruit de goden en godinnen de gevechten rond Troje volgden.
fuscovenosa: fuscus is schemerig, donker en venosus is geaderd; vanwege een donkere streek tussen ader R1 en de vleugelrand.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
bosbesbruintje
Macaria brunneata
vals witje
Siona lineata
streepstipspanner
Idaea humiliata
egale stipspanner
Idaea straminata
walstrobandspanner
Epirrhoe galiata
tweelingbosrankspanner
Horisme radicaria