Vrij zeldzaam. Komt voor op de zandgronden en in de duinen; kan op de vliegplaatsen talrijk zijn. RL: bedreigd.
Voorvleugellengte: 10-12 mm. Eén van de dwergspanners die duidelijk wit en grijs getekend zijn en die daardoor als groep gemakkelijk zijn te onderscheiden. De vrij smalle voorvleugel heeft een bijna rechte voorrand. Aan de buitenzijde van de kleine middenstip loopt een lichte dwarsband. Soms zijn er duidelijke, fijne dwarslijnen of wigvormige vlekjes op de voorvleugel aanwezig. De lichte achtervleugel heeft een duidelijke donkere achterrand die niet gesplitst wordt door een brede golflijn. Het borststuk is grijsachtig bruin.
24-26 mm. Lijf lichtbruin of groen met een duidelijke donkerder ruglijn en met vage dunne en een beetje donkerder subdorsale lijnen en lijnen op de flanken.
Zie de smalvleugeldwergspanner (E. nanata).
smalvleugeldwergspanner
Eupithecia nanata
GEOMETRIDAE: Larentiinae
Moerasstipspanner (Scopula corrivalaria) en purperen stipspanner (Scopula rubiginata).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
moerasstipspanner
Scopula corrivalaria
GEOMETRIDAE: Larentiinae
purperen stipspanner
Scopula rubiginata
GEOMETRIDAE: Larentiinae
Begin mei-eind augustus in één generatie. De vlinders vliegen vanaf de schemering en komen op licht. Overdag zijn ze gemakkelijk te verstoren uit de grasvegetatie.
Rups: juli-september. De rups leeft op de bloemen van de waardplant. De soort overwintert als pop in een licht spinsel in de strooisellaag.
Diverse planten waaronder glad walstro, sint-janskruid, bevernel, kruiskruid, guldenroede en struikhei.
Graslanden, heiden, grazige ruigten, bloemrijke akkerranden, wegbermen en brede bospaden.
Vrij zeldzaam. Komt voor op de zandgronden en in de duinen; kan op de vliegplaatsen talrijk zijn. RL: bedreigd.
In Vlaanderen zeldzaam en beperkt tot verspreide locaties aan de kust en in de Kempische heidegebieden. In Wallonië lokaal, maar recent gemeld uit nagenoeg alle provincies.
Van Spanje, Frankrijk en de Britse eilanden naar het oosten tot de gebergten van Midden-Azië. In alle landen van Midden- en Oost-Europa; in het zuiden Italië, de Balkan tot Klein-Azië. Verder tot het westen van Centraal-Azië. Naar het noorden tot Midden-Scandinavië.
Alle soorten uit het Genus Eupithecia plus nog een aantal andere kleine spanners zijn samengebracht onder de groepsnaam dwergspanner.
Dwars over de voorvleugel van deze dwergspanner ligt een tamelijk opvallende lichte band.
Eupithecia: eu is goed, goedig en pithex, pithekos is een dwerg. De vlinders hebben een aantrekkelijk uiterlijk en zijn klein. Haworth schrijft: mooie vlinders, als ze rusten zien ze er prachtig uit: de vleugels gespreid en vlak, elegant gedrukt tegen de ondergrond; eigenlijk helemaal ontworpen om ze in vlinderkasten te verzamelen.
Subumbrata: sub- is een beetje en umbratus is met schaduw. Engelse naam is 'shaded pug'.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
moerasstipspanner
Scopula corrivalaria
ogentroostdwergspanner
Eupithecia laquaearia
geel spannertje
Hydrelia flammeolaria
satijnstipspanner
Idaea subsericeata
grote voorjaarsspanner
Agriopis marginaria
varenspanner
Petrophora chlorosata