Vrij algemeen. Komt verspreid over vrijwel het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: 8-10 mm. Deze kleine uil is met geen enkele andere Nederlandse macronachtvlinder te verwarren. De voorvleugel is donkerbruin met een grijze bestuiving; de achtervleugel is zwart met een opvallende brede gele band. Er is weinig variatie; sommige exemplaren hebben een enigszins roodachtig getinte voorvleugel.
Lijkt op de muntvlinder (Pyrausta aurata) en de purpermot (Pyrausta purpuralis), twee microvlinders uit de familie van de grasmotten (Crambidae); beide hebben echter gele vlekjes op de voorvleugel. Zie ook de beschrijving van de kenmerken van de gouden daguil (Synthymia fixa).
gouden daguil
Synthymia fixa
NOCTUIDAE: Heliothinae
Eind april-begin juli in één generatie. De vlinders vliegen overdag bij zonnig weer en bezoeken bloemen; ze zitten graag te zonnen met uitgespreide vleugels. Zodra de zon achter een wolk verdwijnt verbergen ze zich onder de bloemen. Aan het eind van de middag kunnen parende exemplaren worden aangetroffen in het gras.
Rups: juni-juli. De rups leeft op de zaden en de bloemen van de waardplant. De soort overwintert als pop, soms meerdere jaren, in een cocon in de grond.
Zaden en bloeiwijze van hoornbloem en muur.
Bloemrijke graslanden, hooilanden en wegbermen.
Vrij algemeen. Komt verspreid over vrijwel het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Vrij algemeen en wijdverbreid in het hele land.
Bijna in heel Europa, zuidelijk tot Noord-Spanje en naar het noorden tot Noord-Ierland, Noord-Engeland, Zuid-Scandinavië, de Baltische staten, Karelië en de Oeral. Van het areaal buiten Europa is weinig bekend; de oostelijkste vindplaats is Kirow. Naar het zuidoosten wordt Palestina bereikt. Nog niet in Klein-Azië vastgesteld (Hacker,1989).
Dit is een verkleinde (dwerg-) uitvoering van Noctua pronuba, huismoeder.
Panemeria: panemereios is de hele dag, naar het dagactieve gedrag van deze soort.
tenebrata: tenebratus is met een schaduw. Naar de donkere indruk van de voorvleugel en de donkere band langs de rand van de achtervleugel. Scopoli beschreef deze vlinder in Phalaena, niet in Noctua en ook de uitgang -ata geeft aan dat hij dacht met een spanner van doen te hebben.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
bosgrasuil
Apamea scolopacina
vogelwiekje
Dypterygia scabriuscula
schaapje
Acronicta leporina
gewone stofuil
Hoplodrina octogenaria
gevlamde rietuil
Senta flammea
heremietuil
Ipimorpha retusa