Eind mei-half juli in één generatie; de vorm scirpi vliegt in twee generaties van mei-begin juli en augustus-september, waarbij de tweede generatie partieel is. De vlinders komen op licht en rusten overdag in de bodemvegetatie.
Er zijn geen rupsenvondsten bekend uit Nederland; waarschijnlijk leeft de rups van juli-september; de rups van de vorm scirpi lijkt aanwezig te zijn van juni-september en van september-oktober. De soort overwintert als pop.
Kleine Wurzelstriemen-Graseule (vorm scirpi: Kleine Punktlinien-Graseule)
la Leucanie sicilienne
Mythimna belgiensis, Leucania scirpi, Mythimna scirpi
Alle grasuilen hebben een relatie met grassen.
Bij M. sicula (vorm sicula) loopt een donkere streep vanaf de schouder naar de stip midden op de vleugel. De vorm scirpi (die tot voor kort als aparte (onder)soort bekend was onder de naam puntlijngrasuil) heeft op de voorvleugel een regelmatige, gebogen rij zwarte punten. Meer over Nederlandse namen
Mythimna: mithimna is een stad op het eiland Lesbos. Deze uitleg komt van Treitschke die 'Die Schmetterlinge von Europa' afmaakte na de dood van Ochsenheimer. Sodoffsky (1837) verbeterde de spelling naar Mithimna.
(Treitschke, 1835)
Voorvleugellengte: 13-16 mm. Van deze soort komen twee vormen voor: de nominaatvorm sicula en de vorm scirpi.De voorvleugel van sicula is lichtgeel tot grijsachtig geel en wordt gekenmerkt door een dunne, niet altijd even goed zichtbare, witte hoofdader die vanuit het wortelveld naar het midden van de voorvleugel loopt en daar eindigt in een kleine witte vlek. Aan de binnenkant van deze witte vlek bevindt zich een kleine zwarte punt. Onder de witte ader is een donkere schaduw zichtbaar. De achtervleugel is witachtig en enigszins grijs bestoven. De vorm scirpi, tot voor kort beschouwd als ondersoort en bekend onder de Nederlandse naam puntlijngrasuil, heeft een meer geelachtig grijze tot (rood)bruinachtig grijze voorvleugel. Een duidelijk zichtbare witte hoofdader ontbreekt, maar de witachtige halvemaanvormige vlek midden op de vleugel met de kleine zwarte punt is wel duidelijk aanwezig. De donkere schaduw onder de hoofdader is vrij zwak. In het zoomveld ligt een duidelijke, uit zwarte stippen bestaande buitenste dwarslijn; soms is dit een dubbele stippellijn. De achtervleugel is grijsachtig wit tot donkergrijs.
Zeer zeldzaam. De nominaatvorm sicula is zeer zeldzaam en incidenteel enkele malen waargenomen in Zuid-Limburg en op het eiland Tiengemeten in de Maas.
De vorm scirpi is eveneens zeer zeldzaam; de meeste waarnemingen komen uit Limburg en Gelderland, maar ook in Noord-Brabant en Zeeland wordt deze vorm sporadisch waargenomen. De vorm scirpi heeft zich de afgelopen decennia vanuit Duitsland en België uitgebreid en lijkt zich definitief in het zuiden en zuidoosten van het land gevestigd te hebben. Er bestaan aanwijzingen dat bij deze uitbreiding gebruik gemaakt wordt van lijnvormige infrastructuur zoals spoorlijnen, rivieren en kanalen. Dit houdt mogelijk verband met de warmtebehoefte van deze vorm of met de op deze plaatsen aanwezige flora. RL: ernstig bedreigd.
Zeer zeldzaam. Nagenoeg beperkt tot de oostelijke Kempen. In Wallonië zeldzaam maar wijdverbreid ten zuiden van Samber en Maas.
De soort staat als Bedreigd op de Rode Lijst van Vlaanderen (Veraghtert et al. 2023).
Door de afscheidingsproblemen met M. (sicula) scirpi is de verspreiding nog onvoldoende bekend. Volgens Nowacki & Fibeger (1996) in de volgende Europese gebieden: Spanje, Portugal, Frankrijk, Beldië, Nederland, Duitsland, Zwitserland, Italië, Corsica, Sardinië, Sicilië, Malta, vroeger Joegoslavië, Bulgarije, Albanië, Griekenland en Kreta. Buiten Europa is het sicula/scirpi-complex bekend uit Noordwest-Afrika en uit Voor-Azië tot Noord-Iran (Hacker, 1989).
De vorm scirpi heeft zich in Europa naar het noorden uitgebreid en bereikte in de 20e eeuw Nederland en de noordrand van het middelgebergte (België, Luxemburg, Duitsland, Tsjechië). Volgens Nowacki & Fibeger (1996) in de volgende Europese gebieden: Portugal, België, Luxemburg, Duitsland, Tsjechië, Oostenrijk, Italië, Corsica, Sardinië, Sicilië, Malta, Roemenië, Albanië en Griekenland.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Vooral kalkgraslanden; de vorm scirpi lijkt minder kieskeurig en komt voor op warme droge, voedselarme graslanden op diverse grondsoorten.
Het is niet bekend van welke waardplanten de rups gebruik maakt; vermoedelijk grassen.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
wachtervlinder
Eupsilia transversa
oranje o-vlinder
Pyrrhia umbra
grote koperuil
Diachrysia chryson
bleke stofuil
Athetis gluteosa
roodbruine herfstuil
Agrochola nitida
donkere marmeruil
Deltote pygarga