Zeer algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: 14-18 mm. De voorvleugel, die in vergelijking met de meeste andere Mythimna-soorten tamelijk afgerond is, heeft een strokleurige grondkleur. Kenmerkend is de opvallende bruine of zwarte streep langs de witachtige hoofdader op de voorvleugel. Op de plaats van de buitenste dwarslijn liggen enkele tamelijk vage zwarte stippen. De achtervleugel is over het algemeen vrij donker rookgrijs van kleur, maar is in sommige gevallen iets lichter. De onderzijde van de voorvleugel is in sterke mate zwartachtig bespikkeld en gestreept en maakt een donkere indruk; alleen de voorrand en de achterrand zijn soms licht.
Zie de spitsvleugelgrasuil (M. straminea) en de bleke grasuil (M. pallens). Bij de komma-uil (Leucania comma) zijn de zwarte aderlijnen opvallender en dikker. De meeste verwante soorten hebben een witachtige achtervleugel.
spitsvleugelgrasuil
Mythimna straminea
NOCTUIDAE: Hadeninae
komma-uil
Leucania comma
NOCTUIDAE: Hadeninae
bleke grasuil
Mythimna pallens
NOCTUIDAE: Hadeninae
Spitsvleugelgrasuil (Mythimna straminea), bleke grasuil (Mythimna pallens) en komma-uil (Leucania comma).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
spitsvleugelgrasuil
Mythimna straminea
NOCTUIDAE: Hadeninae
bleke grasuil
Mythimna pallens
NOCTUIDAE: Hadeninae
komma-uil
Leucania comma
NOCTUIDAE: Hadeninae
Eind mei-eind augustus in één generatie; soms een partiële tweede generatie tot eind oktober. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen.
Rups: juli-mei. De soort overwintert als jonge rups, laag in de vegetatie. De rups foerageert ´s nachts en verpopt zich in een cocon in de grond.
Diverse grassen, waaronder kropaar en riet.
Graslanden, duinen, bospaden en tuinen.
Zeer algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Vrij algemeen in het hele land. Lokaal talrijk.
Europa: noordelijk tot Schotland, Shetland, Midden- en Noord-Scandinavië. Naar het zuiden tot Zuid-Spanje, Zuid-Italië, Noord-Griekenland, Voor-Azië, Noord- en Midden-Azië, naar het oosten tot de Koerilen, Korea en Japan.
Alle grasuilen hebben een relatie met grassen.
De spitsvleugel- en de stompvleugelgrasuil kunnen niet los van elkaar worden toegelicht. De soorten lijken veel op elkaar en worden dus nogal eens verwisseld. De vorm van de voorvleugelpunt is een van de (weinige) hulpen bij het op naam brengen.
Mythimna: mithimna is een stad op het eiland Lesbos. Deze uitleg komt van Treitschke die 'Die Schmetterlinge von Europa' afmaakte na de dood van Ochsenheimer. Sodoffsky (1837) verbeterde de spelling naar Mithimna.
impura: impurus is onrein, vies. Dit doelt op de grauwe kleur van de achtervleugel in tegenstelling tot de helder witte kleur van M. pallens.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
saffraangouduil
Tiliacea aurago
wortelstreepgrasuil
Mythimna sicula
akelei-uil
Lamprotes c-aureum
zandhaverboorder
Longalatedes elymi
zilvervenster
Autographa bractea
marmeruil
Polia nebulosa