Niet zo algemeen. Komt lokaal voor op de zandgronden en in de duinen; plaatselijk algemeen. RL: kwetsbaar.
Voorvleugellengte: 13-15 mm. Lijkt sterk op een grijze stipspanner (I. aversata) zonder donkere band. De flets lichtbruine vleugels zijn zachter van kleur en maken een gladde zijdeachtige indruk. De centrale dwarslijnen zijn dun en over het algemeen vrij vaag; de buitenste dwarslijn is het duidelijkst zichtbaar.
Tot 22 mm; lichaam sterk gerimpeld en fijn geribbeld, bleek roze-achtig bruin met een grijze zweem over de rug, onder de spiracula groenachtig grijs; op de rug een rij van vier X-vormige grijze vlekken en een korte grijze lengtestreep tot aan de staart; kop roze-achtig bruin met grijze tekening.
De buitenste dwarslijn van de grijze stipspanner (I. aversata) heeft vlak bij de voorrand een duidelijke knik naar binnen. Zie ook de strooiselstipspanner (I. laevigata).
Bekijk de gedetailleerde verschillen met illustraties tussen Idaea straminata en I. aversata.
strooiselstipspanner
Idaea laevigata
GEOMETRIDAE: Sterrhinae
grijze stipspanner
Idaea aversata
GEOMETRIDAE: Sterrhinae
Grijze stipspanner (Idaea aversata).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
grijze stipspanner
Idaea aversata
GEOMETRIDAE: Sterrhinae
Begin juni-begin augustus in één generatie; soms een tweede generatie tot half september. De vlinders vliegen vanaf de schemering en komen meestal in kleine aantallen op licht.
Rups: juli-mei. De soort overwintert als rups en verpopt zich in de strooisellaag.
Diverse kruidachtige planten, waaronder paardenbloem.
Vooral open bossen en met struiken begroeide heideterreinen; soms struwelen, landwegen, ruige graslanden en tuinen.
Niet zo algemeen. Komt lokaal voor op de zandgronden en in de duinen; plaatselijk algemeen. RL: kwetsbaar.
Zeldzaam in Vlaanderen. Nagenoeg beperkt tot de Kempen; recent (2010) ook gezien in het Waasland. In Wallonië zeldzaam en recent enkel gemeld uit Luik en Namen.
Van Noord-Afrika en het Iberisch Schiereiland via West- en Midden-Europa (inclusief de Britse eilanden) oostwaarts via de gematigde zone tot de Amoer en Sachalin (ssp. karafutonis Matsumura 1925), Mongolië en Siberië (ssp. sibirica Djakonov 1926); in het noorden tot de poolcirkel, in het zuiden: de westelijke Middellandse Zee-eilanden, Italië, de Balkan, het Kaspische gebied en nog oostelijker tot Pamir.
De stipspanners hebben een meer of minder duidelijke middenstip op voor- en ook vaak op achtervleugels. Nagenoeg alle Scopula's en Idaea's zijn stipspanners. Deze stipspanner is egaler van kleur dan de gelijkende grijze stipspanner.
Idaea: idaios heeft betrekking op de berg Ida, de uitzichtplaats van waaruit de goden en godinnen de gevechten rond Troje volgden.
straminata: stramen is stro, naar de grondkleur van de vleugels.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
moerasstipspanner
Scopula corrivalaria
ogentroostdwergspanner
Eupithecia laquaearia
geel spannertje
Hydrelia flammeolaria
satijnstipspanner
Idaea subsericeata
grote voorjaarsspanner
Agriopis marginaria
varenspanner
Petrophora chlorosata