Vrij algemeen. Komt verspreid en lokaal voor op de zandgronden in het binnenland en in de duinen; elders af en toe een waarneming. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: 15-17 mm. Deze uil is van de andere in het voorjaar vliegende Orthosia-soorten te onderscheiden door de rozeachtig witte kleur van de achtervleugel en de oranjebruine middenband die sterk versmalt naar de binnenrand toe. Kenmerkend voor de voorvleugel is de rozeachtig bruine of warme zandkleur, het korrelige uiterlijk, de rozeachtige franje en het ontbreken van harde lijnen en kleuren in de tekening. De niervlek is tamelijk smal. Het middenveld heeft meestal een diepere kleur dan de rest van de vleugel en wordt begrensd door fijn geschulpte, donkere centrale dwarslijnen die door een lichte afzetting extra duidelijk zichtbaar zijn. Er is weinig variatie; soms komen exemplaren voor met een wijnrood middenveld.
Tot 35 mm; lichaam blauwachtig grijs tot bruin met fijne zwarte stipjes en streepjes; over de rug drie gele lengtestrepen, waarvan de middelste duidelijk breder is dan beide andere; over de spiracula een brede, gele lengteband, die zwartgespikkeld en witgezoomd is; kop lichtgrijs of bruin met donkere stippen.
Zie de kleine voorjaarsuil (O. cruda), de tweestreepvoorjaarsuil (O. cerasi) en de wintergouduil (Jodia croceago).
wintergouduil
Jodia croceago
NOCTUIDAE: Hadeninae
tweestreepvoorjaarsuil
Orthosia cerasi
NOCTUIDAE: Hadeninae
kleine voorjaarsuil
Orthosia cruda
NOCTUIDAE: Hadeninae
Eind maart-half mei in één generatie. De vlinders zijn actief vanaf de schemering; ze komen zowel op licht als op smeer en bezoeken wilgenkatjes.
Rups: april-juni. Jonge rupsen leven gezamenlijk in een licht spinsel; later leven de rupsen verspreid. De soort overwintert als pop in een cocon in de grond.
Vooral eik; ook diverse kruidachtige planten, sleedoorn en meidoorn.
Eikenbossen en struwelen; eiken op zonnige plaatsen en vochtige grond hebben de voorkeur.
Vrij algemeen. Komt verspreid en lokaal voor op de zandgronden in het binnenland en in de duinen; elders af en toe een waarneming. RL: niet bedreigd.
Zeldzaam, maar wijdverbreid in het hele land. Iets algemener in de oostelijke helft van Vlaanderen en ten zuiden van Samber en Maas.
Het Iberisch schiereiland en via heel Europa tot Rusland. Naar het noorden tot Zuid-Scandinavië. In het zuiden het Middellandse Zeegebied, Klein-Azië en Noord-Iran.
Voorjaarsuilen vliegen vroeg in het jaar. De meeste zijn Orthosia-soorten.
De eik is een belangrijke waardplant voor deze voorjaarsuil.
Orthosia: orthosis is recht maken. De aandacht wordt erop gevestigd dat dit genus anders is dan b.v. dat van Lacanobia, dit genus heeft een rechte subterminale lijn. Orthosia was ook een aanroepnaam van Artemis en waarschijnlijk had Ochsenheimer beide mogelijkheden in gedachten.
miniosa: minium is een rode kleurschakering. De uitgang -iosa betekent zoveel als -achtig, dus hier roodachtig, wijzend op de roodachtige kleurschakering van de grondkleur. Zie ook bij M. miniata.
Blijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
variabele grasuil
Apamea crenata
grote piramidevlinder
Amphipyra perflua
zuidelijke grasuil
Mythimna vitellina
moerasspirea-uil
Athetis pallustris
witvlekworteluil
Euxoa lidia
tandjesuil
Sideridis turbida