Zeldzaam. Deze soort is in 2006 voor het eerst in Nederland waargenomen in Zeeuws-Vlaanderen en in Zuid-Holland en wordt sindsdien af en toe gezien in het westen van het land en in Zuid-Limburg.
Voorvleugellengte: 13-15 mm. De voorvleugel van deze snuituil is vaak donker en warm roodachtig bruin van kleur, soms met een grijsachtige tint, en heeft een enigszins golvende achterrand en een naar buiten wijkend puntje aan de vleugelpunt. Kenmerkend zijn de lichte, donkergerande golflijn en de in vergelijking met verwante soorten brede middenvlek, met als bijzonder bijkomend kenmerk de aanwezigheid van een kleine ronde vlek (als ware het een ringvlek). De antennen van het mannetje zijn geveerd en evenals de andere snuituilen heeft deze soort een opvallende 'snuit', gevormd door de lange palpen.
Vertoont gelijkenis met exemplaren van de wilgenspanner (Macaria artesiaria) waarvan de roodbruine wig slechts vaag zichtbaar is.
wilgenspanner
Macaria artesiaria
EREBIDAE: Herminiinae
Lijnsnuituil (Herminia tarsipennalis) en geellijnsnuituil (Trisateles emortualis).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
lijnsnuituil
Herminia tarsipennalis
EREBIDAE: Herminiinae
geellijnsnuituil
Trisateles emortualis
EREBIDAE: Herminiinae
Juli-oktober in één generatie. De vlinders komen op licht.
Rups: augustus-juni. De soort overwintert als rups en verpopt zich in de strooisellaag.
Dood plantenmateriaal van diverse houtige planten, waaronder brem, roos en klimop.
Struwelen, parken en tuinen.
Zeldzaam. Deze soort is in 2006 voor het eerst in Nederland waargenomen in Zeeuws-Vlaanderen en in Zuid-Holland en wordt sindsdien af en toe gezien in het westen van het land en in Zuid-Limburg.
Vrij zeldzaam in Vlaanderen en sinds de eerste Belgische waarneming in 2000 sterk in opmars. Wijdverbreid in West- en Oost-Vlaanderen, nog nagenoeg ontbrekend in Antwerpen, Limburg en Vlaams-Brabant. In Wallonië beperkt tot enkele locaties in Henegouwen.
Van Noordwest-Afrika via het Iberisch schiereiland tot de Balkan, Zuid-Rusland en het gebied rond de Zwarte Zee. Naar het Oosten tot Afganistan en Centraal-Azië. De noordgrens van het areaal verloopt van Wallis over Zuidwest-Duitsland naar België.
De snuituilen hebben opvallend naar voren uitstekende palpen (de snuit) op de kop van de vlinder.
De antennes van het mannetje zijn opvallend sterk geveerd (gepluimd).
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
geel beertje
Eilema sororcula
boogsnuituil
Herminia grisealis
zuidelijke wikke-uil
Tathorhynchus exsiccata
kleine beer
Phragmatobia fuliginosa
grijs weeskind
Minucia lunaris
satijnvlinder
Leucoma salicis