Van deze soort zijn in 1895 twee exemplaren waargenomen bij Breda.
Voorvleugellengte: 20-24 mm. Een grote, fors gebouwde uil met een sterk behaard borststuk en een krachtige zwarte tekening op de voorvleugel. De grote lichte niervlek is enigszins vervormd en heeft aan de binnenzijde een zwartgerande witte streep die in het verlengde ligt van de donkere hoofdader in het midden van de vleugel. De grondkleur varieert van bruinachtig grijs tot soms zwartachtig bruin.
Maart-half april in één generatie. De vlinders komen op licht en op smeer.
Rups: mei-begin juli. De rups kan overdag worden aangetroffen op de lagere takken van oude berken. De soort overwintert als pop in de grond, soms meer dan één jaar.
Diverse loofbomen, met een voorkeur voor berk.
Loofbossen en andere plaatsen met oude volgroeide berken.
Van deze soort zijn in 1895 twee exemplaren waargenomen bij Breda.
Zeer zeldzaam. Komt lokaal voor in Namen en Luxemburg.
In Europa vooral in het centrum; in het zuiden meer als een bergsoort in het Centraal-Massief, de zuiddalen van de Alpen, Slovenië, Bosnië-Herzegowina en Bulgarije. In het noorden een geïsoleerd areaal in Schotland, verder Midden-Noorwegen, Midden-Zweden, Midden-Finland (met enkelingen meer naar het noorden) en Karelië. Verder dwars door Noord-Azië tot Sachalin en Japan.
Voorjaarsuilen vliegen vroeg in het jaar. De meeste zijn Orthosia-soorten.
Deze soort heeft een sterk behaard borststuk.
Brachionycha: brakhus is kort en onux is een klauw. Dit verwijst naar de klauwvormige spoor aan de tibia.
nubeculosa: nubecula is een wolkje, naar de donkere schaduwen op de vleugels van deze soort.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
graswortelvlinder
Apamea monoglypha
volgeling
Noctua comes
zwarte-c-uil
Xestia c-nigrum
gelijnde silene-uil
Sideridis reticulata
witband-silene-uil
Hadena compta
grauwe monnik
Cucullia umbratica