Vrij zeldzaam. Komt verspreid over het land voor. RL: bedreigd.
Voorvleugellengte: 17-22 mm. Een grijsachtig bruine uil met een opvallend brede voorvleugel. De tekening bestaat uit een karakteristiek netwerk van witachtige aders en dwarslijnen; ook de contouren van de ringvlek en de niervlek zijn witachtig. De achtervleugel is bruinachtig grijs.
Tot 48 mm; lichaam grijsachtig bruin met onder de lijn van de spiracula een brede, golvende, grijsachtig witte lengteband; over de rug een rij witachtige, V-vormige vlekken; kop grijsachtig wit met donkerbruine tekening.
De gelijnde silene-uil (Sideridis reticulata) heeft eveneens een netwerk van witachtige lijnen en aders, maar de voorvleugel is veel smaller en de achtervleugel is lichter van kleur. Bij de gelijnde grasuil (Tholera decimalis) zijn wel de aders maar niet de centrale dwarslijnen licht gekleurd; bovendien vliegt deze soort later in het jaar en heeft het mannetje geveerde antennen. Zie ook de sigma-uil (Eugraphe sigma) en de maansikkeluil (Agrochola lunosa).
gelijnde grasuil
Tholera decimalis
NOCTUIDAE: Noctuinae
gelijnde silene-uil
Sideridis reticulata
NOCTUIDAE: Noctuinae
sigma-uil
Eugraphe sigma
NOCTUIDAE: Noctuinae
maansikkeluil
Agrochola lunosa
NOCTUIDAE: Noctuinae
Volgeling (Noctua comes), kleine breedbandhuismoeder (Noctua janthina), open-breedbandhuismoeder (Noctua janthe), dubbelpijl-uil (Graphiphora augur), zwarte-c-uil (Xestia c-nigrum), trapeziumuil (Xestia ditrapezium), driehoekuil (Xestia triangulum), bruine zwartstipuil (Xestia baja), kooluil (Mamestra brassicae) en kleine huismoeder (Noctua interjecta).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
bruine zwartstipuil
Xestia baja
NOCTUIDAE: Noctuinae
trapeziumuil
Xestia ditrapezium
NOCTUIDAE: Noctuinae
dubbelpijl-uil
Graphiphora augur
NOCTUIDAE: Noctuinae
kooluil
Mamestra brassicae
NOCTUIDAE: Noctuinae
driehoekuil
Xestia triangulum
NOCTUIDAE: Noctuinae
zwarte-c-uil
Xestia c-nigrum
NOCTUIDAE: Noctuinae
kleine breedbandhuismoeder
Noctua janthina
NOCTUIDAE: Noctuinae
open-breedbandhuismoeder
Noctua janthe
NOCTUIDAE: Noctuinae
kleine huismoeder
Noctua interjecta
NOCTUIDAE: Noctuinae
volgeling
Noctua comes
NOCTUIDAE: Noctuinae
Begin juni-half augustus in één generatie. De vlinders komen op licht, maar vooral op smeer en bloemen.
Rups: juli-april. De rups foerageert ´s nachts (jonge rupsen in groepen) en verbergt zich overdag in de strooisellaag. De soort overwintert als rups en verpopt zich in de grond.
Allerlei kruidachtige en houtige planten.
Moerassen, natte weilanden, rivieroevers, vochtige bossen, struwelen en tuinen.
Vrij zeldzaam. Komt verspreid over het land voor. RL: bedreigd.
Zeldzaam in het hele land en achteruitgegaan. Wijdverbreid; recente waarnemingen uit alle provincies.
Van West-Europa (inclusief de Britse eilanden) via de gematigde zone tot Siberië. De noordgrens: Schotland, Zuid-Scandinavië, Midden-Finland en verder Rusland in. De zuidgrens: het noorden van het Middellandse Zeegebied, de Balkan, Noord-Turkije (Pontisch gebergte) en verder Noord-Iran (Kaspisch gebied) tot Midden-Azië.
Splinterstreep is een al lang bestaande naam die al gebruikt wordt door Ter Haar in 'Onze vlinders' (begin vorige eeuw).
De vlinder heeft een kenmerkend wit strepenpatroon maar de achtergrond van splinter is onduidelijk.
Naenia: Naenia is de Romeinse god van de begrafenissen. Stephens geeft geen verklaring en waarschijnlijk is die er ook niet.
typica: tupos is een patroon en typicus is heeft een kenmerkend patroon. Linnaeus beschrijft het bleke lijnenpatroon en de niervlek.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
gelobd halmuiltje
Oligia strigilis
zeeuwse grasworteluil
Apamea oblonga
rietgrasuil
Apamea unanimis
gevlamde rietuil
Senta flammea
stompvleugelgrasuil
Mythimna impura
populierenvoorjaarsuil
Orthosia populeti