Een kwetsbare standvlinder. In de jaren negentig van de vorige eeuw ging het niet goed met de kleine ijsvogelvlinder. Rond het jaar 2000 was de populatiegrootte nog maar tien procent van die in 1992. Vanaf toen heeft de kleine ijsvogelvlinder zich, mede door gericht natuurbeheer, goed hersteld. Ook in Zuid-Nederland, waar de vlinder bijna was verdwenen, nemen de aantallen weer flink toe.
Voorvleugellengte: 22-29 mm. De grondkleur van de bovenkant van de vleugels is bij het mannetje zwart en bij het vrouwtje donkerbruin. De witte middenband is op de voorvleugel in het midden onderbroken. Op de onderkant van de achtervleugel loopt aan de buitenkant van de witte middenband een dubbele rij donkere vlekjes.
Tot 27 mm; lichaam groen met twee rijen bruine doorns op de rug; over de spiracula een witachtige lengtestreep, waaronder het lichaam purperachtig bruin is; kop bruin gedoornd.
De grote ijsvogelvlinder is groter en heeft op de bovenkant van de vleugels oranje maanvlekken langs de achterrand. Het landkaartje in zomervorm lijkt er ook op maar is kleiner, heeft een meer gekartelde vleugelrand en meer oranje streepjes. Tevens verschilt de onderkant erg van de onderkant van de kleine ijsvogelvinder
landkaartje
Araschnia levana
NYMPHALIDAE: Limenitidinae
grote ijsvogelvlinder
Limenitis populi
NYMPHALIDAE: Limenitidinae
Begin juni-half augustus in één generatie; soms een partiële tweede generatie in september. De vlinders leven vooral hoog in de bomen, maar komen 's morgens naar beneden om te drinken van mest, rottend fruit of vocht van de grond. De mannetjes verdedigen een territorium vanuit een hoge boom langs een bospad.
De uiterste vliegdata zijn 12 mei en 5 oktober.
Rups: half juli-eind juni. De jonge rupsen hebben een kenmerkend vraatspoor: ze eten het blad vanaf de top van het blad, maar laten de middennerf intact. De soort overwintert als halfvolgroeide rups in een overwinteringsnest dat de rups gemaakt heeft door een half opgegeten blad met het steeltje aan een stengel vast te spinnen en van het blad een soort tent te spinnen. De verpopping vindt plaats aan een twijgje of een blad van de waardplant. De eieren worden afgezet op de bovenzijde van jonge bladeren op halfbeschaduwde plaatsen.
ei-afzet
Vrouwtjes op zoek naar een geschikte plaats om de eitjes af te zetten, fladderen langzaam en vlak boven de grond. Favoriet zijn solitaire planten die in de halfschaduw groeien. Vooral stengels die uitsteken of afhangen van planten die rond boomstammen slingeren worden gebruikt. Het vrouwtje zet de eitjes afzonderlijk af op de bovenzijde aan de top van een blad, meestal op een halve tot anderhalve meter hoogte.
rups en verpopping
Pas uitgekomen rupsen eten eerst de eischaal en voeden zich vervolgens met het blad. Het eitje laat een heldere, kruisvormige afdruk op het blad achter en het vraatbeeld van de jongere rupsen is kenmerkend: ze eten het blad vanaf de top en laten de middennerf intact. Meer over de voedselvoorkeur van de rups is te lezen in het kader. In de herfst maakt de rups een overwinteringsplaats, een zogenaamde hibernaculum. Hiervoor gebruikt hij een half opgegeten of afgebeten blad van de kamperfoelie. Het steeltje wordt stevig aan de stengel gesponnen. Daarna vouwt hij het bladreepje dubbel en spint de randen van de bladeren samen tot een soort tent. De rups blijft in het hibernaculum tot eind april, waarna hij weer actief wordt. Hij verpopt zich op de kamperfoelie, met het uiteinde vastgesponnen aan een twijgje of een blad.
vlinders
De eerste vlinders verschijnen in juni. De dichtheid op de vliegplaatsen is vrij hoog, tot ongeveer 22 individuen per hectare. Ze leven vooral in hogere delen van de bomen, maar komen ´s ochtends naar beneden om zich te voeden met mest, rottend fruit of vocht. Soms drinken ze nectar van bloeiende braamstruiken. De mannetjes verdedigen een territorium, meestal vanuit hoge bomen langs brede bospaden. Uit het territorium worden andere mannetjes verdreven en langsvliegende vrouwtjes onderschept, waarna de balts en de paring hoog tussen de boomtoppen plaatsvinden.
Waardplant vooral de wilde kamperfoelie; soms rode kamperfoelie, gecultiveerde kamperfoelie en sneeuwbes.
Gevarieerde, vochtige gemengde bossen of loofbossen, zoals elzenbroekbos.
Geschikte waardplanten groeien doorgaans in de halfschaduw. De vlinder vliegt in de halfschaduw op open plekken, bredere bospaden en langs bosranden.
Een kwetsbare standvlinder. In de jaren negentig van de vorige eeuw ging het niet goed met de kleine ijsvogelvlinder. Rond het jaar 2000 was de populatiegrootte nog maar tien procent van die in 1992. Vanaf toen heeft de kleine ijsvogelvlinder zich, mede door gericht natuurbeheer, goed hersteld. Ook in Zuid-Nederland, waar de vlinder bijna was verdwenen, nemen de aantallen weer flink toe.
De kleine ijsvogelvlinder is een mobiele vlinder, die bij warm weer over grote afstanden kan zwerven. Meldingen buiten het normale verspreidingsgebied zijn er bijvoorbeeld uit Paterswolde (Groningen, in 1995).
In Nederland kwam hij aan het begin van de twintigste eeuw op een groot deel van de zandgronden in Oost- en Zuid-Nederland voor. Tot op Walcheren zijn toen zwervende vlinders gezien. In de eerste vijftien jaar van die eeuw nam de omvang van het verspreidingsgebied sterk af. Daarna nam het weer toe tot omstreeks 1935, waarna de soort voortdurend achteruit is gegaan. Zo ontstond het huidige, verbrokkelde verspreidingsgebied dat nog slechts een kwart omvat van dat aan het begin van de vorige eeuw.
De kleine ijsvogel is zo goed als verdwenen uit Drenthe, de Veluwe, de Utrechtse heuvelrug, het Rijk van Nijmegen en grote delen van Noord-Brabant en Limburg. Nu is het een vrij zeldzame standvlinder, maar de achteruitgang gaat nog steeds door. Alleen in Twente en de Achterhoek heeft hij nog een groot en min of meer aaneengesloten verspreidingsgebied. De grootste populaties bevinden zich op dit moment in Twente.
Op Europese schaal is de kleine ijsvogelvlinder niet bedreigd. Uit 10 van de 33 landen waar de soort voorkomt wordt echter een achteruitgang gemeld. In Groot-Brittannië gaat de soort vooruit, maar in Vlaanderen, Wallonië en Duitsland staat hij op de Rode Lijst.
De kleine ijsvogelvlinder leeft van West-Frankrijk via Azië tot Japan en van Midden-Engeland, Zuid-Denemarken en Letland tot Noord-Spanje en Turkije
Uit het Landelijk Meetnet Vlinders blijkt dat de aantallen van de kleine ijsvogelvlinder sterk afnamen. Met name in Zuid-Nederland is de soort op een aantal routes verdwenen of gaat sterk achteruit, in het oosten is de achteruitgang minder sterk.
Uit het Landelijk Meetnet Vlinders blijkt dat de aantallen van de kleine ijsvogelvlinder sterk afnamen. Met name in Zuid-Nederland is de soort op een aantal routes verdwenen of gaat sterk achteruit, in het oosten is de achteruitgang minder sterk.
De achteruitgang van de kleine ijsvogelvlinder heeft twee oorzaken. In de eerste plaats het grootschalige bosbeheer. Hierdoor ontstaan (te) rechte bosranden en uniforme, grote kapvlakten. De kleine ijsvogelvlinder leeft juist in de halfschaduw. Daarnaast zijn veel bossen verdroogd en de rupsen hebben een voorkeur voor kamperfoelieplanten die op vochtige plaatsen groeien.
Vooral kleinschalige kap van inhammen in de bosrand of het maken van kleine open plekjes in het bos zijn belangrijk voor het behoud van deze soort. Zulke open plekken hebben een oppervlakte van een vierkant met een zijde van ongeveer anderhalf tot vier maal de boomhoogte. Ook mag het waterpeil in bossen waar de soort nog voorkomt niet verder verlaagd te worden.
Toekomst
Bij een geschikt bosbeheer kan de kleine ijsvogelvlinder zich op een aantal plaatsen handhaven en mogelijk weer uitbreiden. Anders zal hij steeds zeldzamer worden. Vooral in het zuiden van Nederland zijn maatregelen geboden om de soort te behouden of terug te krijgen.
Waarschijnlijk komt de naam van de ijsvogelvlinders van de associatie met ijsvogels die ook in vochtige bossen langs beken vliegen.
Limenitis: lemenitis een verzamelnaam voor de goden die de havens beschermen.
camilla: Camilla is de naam van een prinses die voorkomt in de Aeneid van Virgilius.
grote vos
Nymphalis polychloros
atalanta
Vanessa atalanta
veenhooibeestje
Coenonympha tullia
paarse parelmoervlinder
Boloria dia
veenbesparelmoervlinder
Boloria aquilonaris
blauwe ijsvogelvlinder
Limenitis reducta