Een uiterst zeldzame standvlinder. De soort was sinds 1962 uit Nederland verdwenen, maar recent werd in Zuid-Limbrug een kleine populatie ontdekt; helaas is deze populatie echter al weer verdwenen.
Voorvleugellengte: 17-22 mm. De bovenkant van de vleugels is oranje met zwarte vlekken en stippen. De onderkant van de achtervleugel heeft geen witte of zilverkleurige vlekken, maar is voornamelijk geel met een violette band met donkere ringen.
Zie de braamparelmoervlinder.
braamparelmoervlinder
Brenthis daphne
NYMPHALIDAE: Heliconiinae
Begin juni-eind juli in één generatie. De vlinders worden vaak nectardrinkend waargenomen op kruiden van vochtige ruigten zoals blauwe knoop, echte valeriaan en kale jonker.
De uiterste data waarop een vlinder is waargenomen zijn 1 juni en 1 augustus.
Rups: begin april-half juni. De rupsen eten 's nachts en verbergen zich overdag vlak bij de bodem op de plant of in de strooisellaag. De verpopping vindt plaats aan de onderzijde van een blad van de waardplant. De soort overwintert als ei.
ei-afzet
De eitjes worden één voor één op de blaadjes afgezet en blijven zitten als de blaadjes afvallen. In het vochtige strooisel overwinteren de eitjes, maar soms komen ze al voor de winter uit en dan overwinteren de jonge rupsen daar.
rups en verpopping
De rupsen schuilen overdag vlak bij de bodem op de plant of in de strooisellaag en klimmen ´s nachts in de plant om te eten. De pop hangt aan de onderzijde van een blad van de waardplant.
vlinders
De vlinders worden vrij vaak nectardrinkend gezien op kruiden van vochtige ruigten zoals blauwe knoop, echte valeriaan en kale jonker. De dichtheid is doorgaans vrij hoog, 1 tot 16 vlinders per hectare.
Waardplant is moerasspirea. Soms pimpernel.
Natte tot vochtige, matig voedselrijke ruigten en beekdalgraslanden, vaak met enige beschutting van bos of struweel.
Op de bodem ligt in het voorjaar strooisel, waartussen de rupsen leven. In die periode moet de vegetatie open zijn. Voorbeelden van geschikt leefgebied zijn natte ruigten langs hooilanden of ruige graslanden langs beken. De soort stelt nauwelijks eisen aan de oppervlakte van het leefgebied. Daardoor kan een populatie nog lange tijd op een kleine, geïsoleerde plaats standhouden.
Een uiterst zeldzame standvlinder. De soort was sinds 1962 uit Nederland verdwenen, maar recent werd in Zuid-Limbrug een kleine populatie ontdekt; helaas is deze populatie echter al weer verdwenen.
In de literatuur wordt de purperstreepparelmoervlinder vermeld als een honkvaste vlinder.
In Nederland is de purperstreepparelmoervlinder altijd zeldzaam geweest. Hij kwam vooral in Zuid-Limburg voor, met name in de omgeving van Jabeek, Etzenrade en Kerkrade. De laatste populatie vloog tot 1962 bij Jabeek. Daarnaast heeft in Twente in 1959 en 1960 in het Voltherbroek een populatie gezeten.
Op 25 juli 1998 werd er een vlinder bij Kerkrade (Limburg) gezien. In 2004 bleek op dezelfde plek nog steeds een zeer kleine populatie aanwezig te zijn (waarnemingen van twee exemplaren op verschillende dagen). Aangezien de soort daar dus langer dan vijf jaar aanwezig was, is hij als uiterst zeldzame standvlinder weer op de Nederlandse lijst opgenomen. Helaas is de soort daar niet meer waargenomen, en staat weer als verdwenen standvlinder te boek. Wel komt de soort vlak over de grens in de Ardennen en Eifel voor, dus hervestiging hoort zeker tot de mogelijkheden. Af en toe wordt ook een zwerver gemeld, tot vestiging is het nog niet gekomen.
Op Europese schaal is de purperstreepparelmoervlinder niet bedreigd en over het algemeen is het voorkomen stabiel. In België, Denemarken en Duitsland gaat de soort achteruit. In Wallonië staat hij op de Rode Lijst en in Duitsland in de categorie ´bijna bedreigd´.
De dichtstbijzijnde populaties is op dit moment bij Aken; in de Eifel en de Ardennen is de soort nog relatief talrijk.
De purperstreepparelmoervlinder komt in grote delen van Noord- en Midden-Europa voor.
De purperstreepparelmoervlinder is op veel plaatsen verdwenen door de intensivering van het agrarisch grondgebruik: ruilverkaveling, ontwatering en bemesting. Door ontwatering zijn delen van de mijnstreek verdroogd en dichtgegroeid met houtige opslag.
De Twentse populatie is verdwenen nadat een natuurbeschermende instantie het betreffende gebied had aangekocht en het geschikt wilde maken voor deze soort. Door het graven van een (enorme) greppel verdroogde het leefgebied en verdween de vlinder.
De populatie bij Kerkrade was zeer klein en kwetsbaar. Maar ook elders in Limburg moet het mogelijk zijn meer vochtige ruigten te ontwikkelen waarin deze soort kan leven.
Toekomst
De huidige populatie van de purperstreepparelmoervlinder is klein en kwetsbaar en vermoedelijk al weer verdwenen. Maar mogelijk kan deze soort op andere plaatsen in Zuid-Limburg terugkeren. In het Geuldal of langs de Rode Beek kan weer relatief eenvoudig geschikt leefgebied worden ontwikkeld.
Actualiteiten
Ontdek meerWord donateur
Steun De Vlinderstichting
atalanta
Vanessa atalanta
oranje zandoogje
Pyronia tithonus
landkaartje
Araschnia levana
kleine weerschijnvlinder
Apatura ilia
keizersmantel
Argynnis paphia
grote ijsvogelvlinder
Limenitis populi