Vrij zeldzaam. Een soort die vrijwel uitsluitend voorkomt in de duinen van Noord-Holland en op de Veluwe; lijkt achteruit te gaan. RL: ernstig bedreigd.
Voorvleugellengte: 20-23 mm. De grondkleur van de voorvleugel van deze uil varieert van licht okergeel tot grijsachtig bruin. Opvallende kenmerken zijn de grote bleke niervlek en het donkere vlak tussen de niervlek en de buitenste dwarslijn. Aan de buitenzijde van de binnenste dwarslijn is de aanzet zichtbaar van een korte zwarte tapvlek. Langs de achterrand van de vleugel bevindt zich een rij zwarte puntjes.
De kweekgrasuil (Apamea sordens) heeft een zwart wortelstreepje en vliegt eerder in het jaar.
kweekgrasuil
Apamea sordens
NOCTUIDAE: Hadeninae
Begin augustus-half november in één generatie. De vlinders zijn actief vanaf de schemering en komen zowel op licht als op smeer.
Rups: april-juli. De jonge rupsen zijn groen en leven graag op de bloeiwijze van de waardplant; oudere rupsen zijn bruin, zijn vooral ´s nachts actief en blijven altijd in de buurt van de waardplant. De verpopping vindt plaats in de grond. De soort overwintert als ei.
Diverse kruidachtige planten, waaronder zuring, paardenbloem, walstro en helmkruid.
Duinen en open heiden.
Vrij zeldzaam. Een soort die vrijwel uitsluitend voorkomt in de duinen van Noord-Holland en op de Veluwe; lijkt achteruit te gaan. RL: ernstig bedreigd.
Uitgestorven in België. Kwam vroeger voor in Antwerpen, Limburg en nagenoeg alle Waalse provincies, maar in de meeste al voor 1980 verdwenen.
Nagenoeg heel Europa met uitzondering van Zuid-Spanje, de Britse eilanden, Ierland en de noordhelft van Scandinavië. Klein-Azië en Noord-Azië tot West-Toerkestan.
Deze uil heeft zijn vliegtijd in de nazomer (september/oktober).
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
wintergouduil
Jodia croceago
schedeldrager
Craniophora ligustri
schijn-piramidevlinder
Amphipyra berbera
tweestreepgrasuil
Mythimna turca
donkere iepenuil
Cosmia affinis
gewone silene-uil
Hadena bicruris