Zeer algemeen. Komt verspreid over vrijwel het hele land voor. RL: gevoelig.
Voorvleugellengte: 16-19 mm. De voorvleugel is tamelijk breed en heeft een vrij spitse vleugelpunt. De vleugel heeft een gelijkmatig zandkleurig of grijsachtig bruin uiterlijk, met vooral in het middenveld en het zoomveld soms een roodachtige tint. De laatste kleurcomponent kan echter ook domineren. Het belangrijkste kenmerk is de, meestal enigszins vertakte, zwarte wortelstreep. De ringvlek en de niervlek zijn vrij groot en de niervlek is vaak grotendeels of geheel witachtig omlijnd; vaak is ook een tapvlek zichtbaar. Soms komen donkere exemplaren voor. Er is weinig variatie in de tekening, de zwarte wortelstreep kan echter gereduceerd zijn. De achterrand van de voorvleugel is enigszins geschulpt.
De veldgrasuil (A. anceps) heeft een meer gemarmerd uiterlijk; de wortelstreep is, indien aanwezig, bruin, onduidelijk en niet vertakt. De grauwe grasuil (A. remissa) is grijzer en heeft een minder gelijkmatig uiterlijk. Zie ook de nazomeruil (Ammoconia caecimacula).
nazomeruil
Ammoconia caecimacula
NOCTUIDAE: Hadeninae
veldgrasuil
Apamea anceps
NOCTUIDAE: Hadeninae
grauwe grasuil
Apamea remissa
NOCTUIDAE: Hadeninae
Pijpenstro-uil (Apamea aquila), variabale grasuil (Apamea crenata), grauwe grasuil (Apamea remissa), rietgrasuil (Apamea unanimus), veldgrasuil (Apamea anceps), bonte grasuil (Cerapteryx graminis), donkere grasuil (Tholera cespitis) en gelijnde grasuil (Tholera decimalis).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
bonte grasuil
Cerapteryx graminis
NOCTUIDAE: Hadeninae
donkere grasuil
Tholera cespitis
NOCTUIDAE: Hadeninae
gelijnde grasuil
Tholera decimalis
NOCTUIDAE: Hadeninae
veldgrasuil
Apamea anceps
NOCTUIDAE: Hadeninae
variabele grasuil
Apamea crenata
NOCTUIDAE: Hadeninae
rietgrasuil
Apamea unanimis
NOCTUIDAE: Hadeninae
grauwe grasuil
Apamea remissa
NOCTUIDAE: Hadeninae
pijpenstro-uil
Apamea aquila
NOCTUIDAE: Hadeninae
Eind april-eind juli in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen.
Rups: juli-maart. De rups leeft eerst op de aren, later op de bladeren van de waardplant. De soort overwintert als rups dicht bij de grond en verpopt zich in een stevige cocon op of in de grond.
Diverse grassen, waaronder kropaar en kweek (soms schadelijk op rogge en tarwe).
Droge graslanden, weiden, landbouwgrond, bosranden en brede bospaden; ook tuinen.
Zeer algemeen. Komt verspreid over vrijwel het hele land voor. RL: gevoelig.
Vrij algemeen in het hele land. Lokaal soms talrijk.
Europa en Azië, naar het oosten tot Japan. In Europa naar het noorden tot Midden-Scandinavië (zwervers tot de poolcirkel). Naar het zuiden tot Zuid-Spanje, Zuid-Italië en Midden-Griekenland.
Alle grasuilen hebben een relatie met grassen.
Kweekgras is een belangrijke waardplant voor deze A. sordens.
Apamea: apamea is de naam van een stad in Klein-Azië waar Theodorus, een van de oude kerkvaders woonde; verder zonder enthomologische betekenis. Auteurs gebruikten wel vaker namen van steden in Klein-Azië en telkens met een kerkelijke achtergrond en zonder verdere enthomologische betekenis: Thyatira (Ochsenheimer) en nicaea (Prunner). Antiochus de Grote tekende in Apamea een vredesovereenkomst met de Romeinen (88 v.Ch) na de verloren slag bij Magnesia.
sordens: sordens is vuil. Er is geen grond te vinden voor deze naam.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
roodbruine herfstuil
Agrochola nitida
vale stofuil
Athetis hospes
aardappelstengelboorder
Hydraecia micacea
kadeni-stofuil
Caradrina kadenii
grote bosbesuil
Eurois occulta
moeras-grasuil
Lateroligia ophiogramma