Zeldzaam. Komt zeer verspreid en lokaal voor in de oostelijke helft van het land. RL: gevoelig.
Voorvleugellengte: 14-16 mm. Een vast kenmerk bij deze bont getekende Xestia-soort is de kleine lichte strokleurige, tamelijk langgerekte ringvlek in de zwarte wigvormige vlek op de voorvleugel. Langs de voorrand ligt een brede lichtgekleurde strook. De dunne donkere, aan de binnenzijde licht afgezette binnenste dwarslijn is diep getand, maar vaak onduidelijk. Aan de binnenzijde van de golflijn bevinden zich pijlvormige vlekken. De kleur van de voorvleugel varieert van licht grijsachtig bruin via roodachtig bruin tot bijna zwart en is gemarmerd met roodachtig bruin of bestoven met grijs of wit. Het mannetje heeft licht geveerde antennen.
Tot 30 mm; lichaam varieert in kleur van helder groen tot grijsachtig groen of bruin met over de rug drie brede witte lengtestrepen en twee rijen zwarte balkjes; onder de lijn van de spiracula een brede, witachtige lengteband, die door een aantal oranje, roodachtig bruine, bleek purperen of groene vlekjes wordt gebroken; kop geelachtig bruin met twee donkerder strepen.
Zie de grijze heide-uil (Violaphotia molothina), graanworteluil (Euxoa tritici) en de granietuil (Lycophotia porphyrea).
granietuil
Lycophotia porphyrea
NOCTUIDAE: Noctuinae
graanworteluil
Euxoa tritici
NOCTUIDAE: Noctuinae
Half augustus-eind september in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen, vooral die van struikhei. In de schemering en opnieuw later in de avond kunnen ze vliegend boven de heide worden waargenomen.
Rups: augustus-juni. De rups foerageert ´s nachts op de jonge uitlopers van de waardplant en verbergt zich overdag laag bij de grond. De soort overwintert als jonge rups en verpopt zich in de strooisellaag of losse aarde.
Struikhei en dophei.
Vochtige heiden.
Zeldzaam. Komt zeer verspreid en lokaal voor in de oostelijke helft van het land. RL: gevoelig.
Zeer zeldzaam. Slechts enkele recente vindplaatsen in de Antwerpse en Limburgse Kempen; lokaal soms vrij algemeen.
West-Europa en delen van Midden-Europa: Portugal, Spanje, Frankrijk, de Britse eilanden (tot de Orkney-eilanden), België, Nederland, Duitsland, Denemarken, Zwitserland, Midden-Italië; ook opgaven uit Polen en Estland.
De waardplanten van deze uil zijn heidesoorten.
Het is een echte najaarssoort, de vliegtijd ligt vooral in september.
Xestia: xestos is opgewreven, glad, naar de glimmende voorvleugels van een aantal soorten in dit genus.
agathina: agatha is de latijnse naam voor Agde een Frans stadje bij Montpellier, daar komt het type-exemplaar vandaan.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
bruine grasuil
Rhyacia simulans
varenuil
Callopistria juventina
perzikkruiduil
Melanchra persicariae
zuringuil
Acronicta rumicis
straaljagertje
Trigonophora flammea
donkere marmeruil
Deltote pygarga