satijnvlinder Leucoma salicis

Kenmerkend voor de satijnvlinder zijn de zijdeglans van de vleugels en de zwart met witgeringde poten.
Familie
spinneruilen (EREBIDAE)
Onderfamilie
Lymantriinae / Leucoma salicis
Groep
Nachtvlinder die nachtactief is
Hoe moeilijk te herkennen
(goed tot redelijk goed te determineren)
Zeldzaamheid

Vrij algemeen. Komt vooral voor in de drie noordoostelijke provincies en in de noordelijke kuststreek; daarbuiten minder algemeen. De waargenomen aantallen zijn meestal laag. RL: kwetsbaar.

Rode lijst
kwetsbaar

Verspreiding
Vliegtijd
Kenmerken vlinder

Voorvleugellengte: 21-27 mm. Goed herkenbaar aan de sterke zijdeachtige glans, de zwart met wit geringde poten en het volledig wit behaarde achterlijf. Soms loopt er een lichte bruingele veeg langs de voorrand of langs de binnenrand van de voorvleugel; verder is er nauwelijks variatie. Het mannetje heeft sterk geveerde antennen. Het vrouwtje is groter en heeft ongeveerde antennen.

Kenmerken rups

Tot 45 mm; lichaam grijs gespikkeld met over de rug een brede zwarte lengteband met aan weerszijden een rij geelachtig witte vlekjes en over het midden een rij grote, crèmewitte vlekken; borsteltjes van witachtige en roodbruine haren staan op verheven oranjerode wratjes ingeplant; kop zwart.

Gelijkende soorten vlinder

De zwarte-l-vlinder (Arctornis l-nigrum) heeft een opvallende L-vomige middenvlek op de voorvleugel. De bastaardsatijnvlinder (Euproctis chrysorrhoea) is witter, kleiner en heeft een donker behaard achterlijf. Zie ook de moerasspinner (Laelia coenosa) en de donsvlinder (Euproctis similis).

zwarte-l-vlinder
Arctornis l-nigrum
EREBIDAE: Lymantriinae

moerasspinner
Laelia coenosa
EREBIDAE: Lymantriinae

bastaardsatijnvlinder
Euproctis chrysorrhoea
EREBIDAE: Lymantriinae

donsvlinder
Euproctis similis
EREBIDAE: Lymantriinae

Vliegtijd en gedrag

Half mei-half augustus in één generatie. De vlinders komen op licht en worden overdag soms rustend aan de onderzijde van bladeren waargenomen.

Levenscyclus

Rups: augustus-juni. De soort overwintert als jonge rups, met meerdere bijeen in een spinsel op de waardplant. De rups verpopt zich in een harige cocon, meestal in een schorsspleet of tussen de bladeren op de waardplant. De eieren worden in hoopjes op de stam of een tak van de waardplant gelegd en bedekt met een wit hard schuim.

Waardplanten

Vooral populier; soms ook wilg.

Habitat

Populierenaanplanten en wilgenstruwelen; ook andere plaatsen met voldoende bomen in vochtige gebieden (soms schadelijk in populierenaanplanten).

Zeldzaamheid

Vrij algemeen. Komt vooral voor in de drie noordoostelijke provincies en in de noordelijke kuststreek; daarbuiten minder algemeen. De waargenomen aantallen zijn meestal laag. RL: kwetsbaar.

België

Zeer zeldzaam in Vlaanderen en sterk achteruitgegaan. Verspreide vindplaatsen in West-Vlaanderen, vooral aan de kust, en in het westen van Oost-Vlaanderen. In Wallonië bekend uit alle provincies, maar recent enkel gezien in Henegouwen en Namen.

Mondiaal

Het zeer uitgebreide areaal van deze soort loopt van Noord-Afrika en het Middellandse Zeegebied, via heel Europa, inclusief de Britse eilanden, tot Oost-Azië. Sinds 1920 (geïmporteerd) ook in Noord-Amerika. In het zuiden het hele Middellandse Zeegebied, via Voor- en Midden-Azië tot Zuidoost-Siberië. Naar het noorden tot in het subpolaire gebied in Scandinavië.

Trend op lange en korte termijn
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) wordt hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Verspreiding in Nederland in vier perioden
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
voor 1950
1950 - 1979
1980 - 1999
2000 - feb 2016
Engelse naam
White Satin Moth
Duitse naam
Pappel-Trägspinner
Franse naam
le Bombyx du saule , l'Apparent
Synoniemen
Stilpnotia salicis, Liparis salicis
Toelichting Nederlandse naam

Satijnvlinder is een al lang bestaande naam die al gebruikt wordt door Ter Haar in 'Onze vlinders'.
De vlinder van deze soort heeft een kenmerkende zijden of satijnen glans over de vleugels.

Meer over Nederlandse namen

Toelichting wetenschappelijke naam

Leucoma: leukos is wit en kome is het haar; de witte schubben bedekken de hele vlinder.
salicis: Salix is het plantengeslacht wilg, waar de rups soms op leeft, het geeft echter de voorkeur aan populier die ook door Linnaeus wordt genoemd als waardplant.

Auteursnaam en jaartal
(Linnaeus, 1758)

Actualiteiten

Ontdek meer

Blijf op de hoogte

Ontvang vlindernieuws

Soorten uit dezelfde familie spinneruilen (EREBIDAE)

grote beer
Arctia caja

boogsnuituil
Herminia grisealis

gepijlde micro-uil
Schrankia costaestrigalis

muisbeertje
Pelosia muscerda

geel grasbeertje
Coscinia striata

eikenweeskind
Catocala promissa

alle soorten uit deze familie