Vrij algemeen. Komt verspreid voor op de zandgronden in het binnenland en in de duinen. RL: bedreigd.
Voorvleugellengte: 16-18 mm. De voorvleugel van deze uil is vrij breed en loopt spits toe. Kenmerkend op de tamelijk zwak getekende vleugel zijn de donkere rood- of purperachtig bruine banden in het wortelveld en in het zoomveld die contrasteren met het vaak warmbruine middenveld. De niervlekken zijn soms verbonden door een donkere middenschaduw. De intensiteit van de tekening kan enigszins variëren en de bruine grondkleur is soms groen- of roodachtig getint. De rookgrijze achtervleugel heeft een breed uitlopende lichte strook langs de voorrand, een smalle lichte band langs de achterrand en lichte franje.
De variabele herfstuil (A. lychnidis) heeft een smallere voorvleugel en een grijze achtervleugel; de ringvlek en de niervlek zijn smal.
variabele herfstuil
Agrochola lychnidis
NOCTUIDAE: Hadeninae
Eind augustus-half november in één generatie. De vlinders komen op licht, maar vooral op smeer; ze bezoeken overrijpe bramen en bloemen van klimop.
Rups: april-juni. De rups is vooral ´s nachts actief, maakt een cocon in de grond en verpopt zich daarin enkele weken later. De soort overwintert als ei op de waardplant.
Diverse loofbomen, waaronder eik, iep, berk en wilg; ook meidoorn, struikhei en bosbes.
Loofbossen, struwelen, duinen en heiden.
Vrij algemeen. Komt verspreid voor op de zandgronden in het binnenland en in de duinen. RL: bedreigd.
Zeldzaam in de Antwerpse en Limburgse Kempen en de bosgebieden tussen Brugge en Gent; elders ontbrekend in Vlaanderen. In Wallonië wijdverbreid ten zuiden van Samber en Maas.
Nagenoeg in heel Europa. Naar het noorden tot Noord-Schotland en Scandinavië tot voorbij de poolcirkel. Naar het zuiden tot Zuid-Spanje, Sicilië en Griekenland. Voor- en Midden-Azië tot Midden-Siberië. Een opgave uit Algerije (Draudt in Seitz 1931 - 1938) is twijfelachtig.
De herfstuilen vliegen in het najaar.
Roodachtig wijst uiteraard op de grondkleur van deze herfstuil.
Agrochola: agros is een veld, de grondkleur en khole is bitterheid, gal, de kleur van gal: groen- of, zoals hier, geelachtig; naar de kleur van een aantal van deze soorten.
helvola: helvola is bleek geel, waarschijnlijk verwijzend naar de kleur van de onderzijde. Linnaeus beschrijft de bovenzijde als 'rufus' is rood en de onderzijde als 'rufescens'= roodachtig, in werkelijkheid geel met een roodachtige gloed.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
goudvenstertje
Plusia festucae
weidehalmuiltje
Mesapamea secalella
geelvleugeluil
Thalpophila matura
variabele herfstuil
Agrochola lychnidis
huisuil
Caradrina clavipalpis
zeeuwse grasworteluil
Apamea oblonga