Zeer algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: gevoelig.
Voorvleugellengte: 21-25 mm. Deze uil heeft ongeveer dezelfde rusthouding als de levervlek (Euplexia lucipara), maar de voorvleugel is sterker geplooid en de voorrand is dieper naar beneden gevouwen. Verse vlinders zijn doorgaans olijfgroen en rozeachtig bruin gekleurd; in de loop van de vliegtijd worden deze kleuren vager. Het patroon op de voorvleugel is zeer constant; alleen de lichte strokleurige zone tussen de middenband en de golflijn varieert enigszins in breedte. Soms komen meer roodachtig bruin gekleurde exemplaren voor.
Tot 40 mm; dik en vrij zacht; de kleur varieert van helder groen tot bruinachtig of rozeachtig bruin; over de rug een gebroken, witte middenstreep met aan weerszijden een rij donkere, schuine strepen; onder de spiracula een lichte lengtestreep; kop lichtgroen of bruin met donkerder bruine tekening.
Levervlek (Euplexia lucipara); deze laatste heeft altijd twee gele stippen op het laatste achterlijfsegment.
levervlek
Euplexia lucipara
NOCTUIDAE: Hadeninae
Vooral mei-oktober in twee generaties; soms worden ook in de wintermaanden vlinders waargenomen. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen. Overdag rusten ze onbeschut op muren en paaltjes of in de vegetatie. De vlinders vertonen zowel zwerf- als trekgedrag.
Rups: is het hele jaar aan te treffen en overwintert; tijdens milde winterdagen gaat de rups door met foerageren. De verpopping vindt gewoonlijk plaats in een cocon in de grond; soms in een voeg in een muur. De soort overwintert als rups of als pop.
Zeer polyfaag op kruidachtige planten, struiken en loofbomen, waaronder zuurbes, brandnetel, hop, spoorbloem, zuring, braam, hazelaar, berk en eik.
Deze soort kan vrijwel overal worden aangetroffen; wordt vaak gezien in tuinen.
Zeer algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: gevoelig.
Zeer algemeen in het hele land.
Van de Azoren en Noord-Afrika door heel Europa. Naar het noorden tot Shetland, IJsland en Midden-Scandinavië. In de noordelijke landen alleen als trekvlinder en kan zich daar ook (in de zomer) voortplanten. Zo zijn in 1976 talrijke rupsen gevonden op IJsland (Skou, 1991). Naar het oosten Klein- en Voor-Azië tot de Kaukasus en Toerkmenië. De noordelijke grens van de standvlinders is niet duidelijk; Hacker (1989) vermoedde ongeveer de kusten van Noord- en Oostzee.
Agaatvlinder is een al lang bestaande naam die al gebruikt wordt door Ter Haar in 'Onze vlinders' (begin vorige eeuw).
Kleur en tekening van deze vlinder lijken op de veelkleurige siersteen agaat.
Agaatvlinder is al tientallen jaren in gebruik in de tuinbouw (soms schadelijk in de aardbeienteelt).
Phlogophora: phlox, phlogos is een vlam en phoreo is dragen; een Griekse benadering van de naam lucipara (zie bij E. lucipara) die Treitschke in dit genus had opgenomen.
meticulosa: meticulosus is angst en angstaanjagend. Linnaeus besteedde altijd veel aandacht aan de positie van de vlinder in rust. De vlinder met de opgevouwen vleugels maakte op hem de indruk van een ineengedoken, bang vogeltje.
Blijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
witkraagrietboorder
Archanara neurica
halmrupsvlinder
Mesapamea secalis
zandhaverboorder
Longalatedes elymi
schaapje
Acronicta leporina
grijze worteluil
Agrotis cinerea
bont halmuiltje
Oligia versicolor