Zeldzaam. Wordt verspreid over het land af en toe waargenomen. RL: kwetsbaar.
Voorvleugellengte: 14-16 mm. De voorvleugel van deze snuituil heeft een grijs-, soms bijna witachtige reebruine grondkleur en een grijze bestuiving. Over de vleugel lopen drie diffuse bruine dwarslijnen, waarvan de golflijn licht is afgezet en de voorrand bereikt vlak bij de vleugelpunt. De middenvlek is vaag en soms nauwelijks zichtbaar. Evenals de andere snuituilen heeft deze soort een opvallende 'snuit', gevormd door de lange palpen.
De veel algemenere lijnsnuituil (Herminia tarsipennalis) is donkerder van kleur, heeft een scherpere tekening. Bij baardsnuituil zijn de golflijn en dwarslijnen vaak donkerbruin afgezet.
lijnsnuituil
Herminia tarsipennalis
EREBIDAE: Herminiinae
Maansnuituil (Zanclognatha lunalis), boogsnuituil (Herminia grisealis) en stippelsnuituil (Macrochilo cribrumalis).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
maansnuituil
Zanclognatha lunalis
EREBIDAE: Herminiinae
boogsnuituil
Herminia grisealis
EREBIDAE: Herminiinae
stippelsnuituil
Macrochilo cribrumalis
EREBIDAE: Herminiinae
Begin mei-begin augustus in één generatie. De vlinders vliegen vanaf de schemering en komen op licht. Overdag zijn de vlinders gemakkelijk op te jagen uit de vegetatie.
Rups: juni-april. De rups leeft vooral van verdorde bladeren aan beschadigde takken en overwintert. De verpopping vindt plaats in een losse cocon in de strooisellaag of soms op een boomstam.
Diverse loofbomen, met een sterke voorkeur voor afgevallen blad van eik.
Bossen.
Zeldzaam. Wordt verspreid over het land af en toe waargenomen. RL: kwetsbaar.
In Vlaanderen zeer zeldzaam en beperkt tot één locatie (Tielt-Winge). In Wallonië zeldzaam, maar wijdverbreid in Namen en Luxemburg, vooral in de Viroinvallei en de Gaume.
Van de Atlantische Oceaan in het westen tot het Oessoeri-gebied en Japan in het oosten. In europa naar het noorden tot Midden-Engeland en Zuid-Scandinavië. Naar het zuiden tot de Middellandse zee.
De snuituilen hebben opvallend naar voren uitstekende palpen (de snuit) op de kop van de vlinder.
Vroeger was de wetenschappelijke soortnaam van deze vlinder barbalis, vandaar baard in de Nederlandse (en Duitse) naam.
strigilata: strigilis is een verkleining van streek, veeg. Linnaeus schrijft: 'met een bleke, rechte subterminale veeg'. Deze veeg is iets donkerder dan de grondkleur. De uitgang -ata werd toegepast omdat Linnaeus dacht met een spanner te maken te hebben.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
klein muisbeertje
Pelosia obtusa
spaanse vlag
Euplagia quadripunctaria
grauwe borstel
Gynaephora fascelina
hopsnuituil
Hypena rostralis
prachtbeer
Utetheisa pulchella
streepkokerbeertje
Eilema complana