Algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: 14-18 mm. De voorvleugel van deze uil is donkerbruin of zwartachtig bruin met een strokleurig of lichtbruin wortelveld. Er is doorgaans weinig contrast tussen de kleur van het middenveld en die van het zoomveld. De zwart omlijnde uilvlekken hebben dezelfde kleur als de ondergrond en zijn daardoor relatief onopvallend. De zwarte centrale dwarslijnen zijn afgezet met een opvallende brede roodachtig bruine rand; de gebogen binnenste dwarslijn is enigszins onregelmatig en heel fijn gegolfd. De golflijn en de vlek in de binnenrandhoek zijn strokleurig grijs. Van voren gezien lijkt het alsof deze uil een bruin brilletje op heeft; bovendien is vanaf de voorkant een bosje rechtopstaande haren te zien op de bovenkant van het borststuk.
Tot 35 mm; lichaam met een bult op segment elf; kleur groen, groenachtig bruin of purperachtig bruin met op de rugzijde van de segmenten vier, vijf en elf een zwartachtige, ruitvormige vlek; over de spiracula een witachtige lengtestreep; kop lichtgroen of bruin met aan weerszijden een donkere band.
Het brandnetelkapje (A. tripartita) heeft een zilvergrijs wortelveld, meestal met witte schubben, en een gebogen, in plaats van een gegolfde, binnenste dwarslijn; de vaak verbonden uilvlekken zijn zwart omrand en opvallend. De golflijn en de vlek in de binnenrandhoek zijn meestal meer witachtig van kleur; de golflijn doorkruist een zwarte veeg in de vleugelpunt. Het brandnetelkapje heeft een grijs in plaats van een bruin brilletje. Let ook op verwarring vanwege de 'oude' soortnaam van Abrostola tripartita (namelijk triplasia).
brandnetelkapje
Abrostola tripartita
NOCTUIDAE: Plusiinae
Brandnetelkapje (Abrostola tripartita).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
brandnetelkapje
Abrostola tripartita
NOCTUIDAE: Plusiinae
Eind april-begin oktober in twee, soms drie generaties. De vlinders vliegen vanaf de schemering en bezoeken bloemen; ze komen zowel op licht als op smeer.
Rups: juni-november. De rups is zowel overdag als ´s nachts actief en rust op de waardplant. De soort overwintert als pop in een cocon in een opgerold blad van de waardplant.
Brandnetel en hop.
Allerlei gebieden; ook tuinen.
Algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Algemeen in het hele land.
Noord-Afrika (Marokko, Algerije) en heel Europa van de Middellandse zee tot Zuid-Noorwegen, Midden-Zweden en Zuid-Finland. In het Middellandse zeegebied moet de areaalgrens nog worden herzien i.v.m. de nieuwe soort A. agnorista (Dufay, 1956). Azië: van Klein-Azië tot Oost-Siberië en tot het Amoer-Oessoeri-gebied.
Een belangrijke waardplant van deze soort is brandnetel. Een harig kapje op de kop.
Deze soort is iets donkerder dan het echte brandnetelkapje.
Abrostola: een vergissing; het had habrostola moeten zijn; deze wijziging werd voorgesteld door Sodoffsky (1837) en overgenomen door enige andere auteurs. Habros is mooi, gratieus en stole is een jurk. De soorten binnen dit genus zien er attractief uit.
triplasia: triplacius is drievoudig. Linnaeus schrijft dat de ante- en postmediane lijnen de vleugel verdelen in drie delen. Ook zijn er drie blauwgrijse uilevlekken binnen het mediane gebied.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
harige voorjaarsuil
Brachionycha nubeculosa
variabele herfstuil
Agrochola lychnidis
grote piramidevlinder
Amphipyra perflua
geelbruine houtuil
Lithophane socia
zwartpuntvolgeling
Noctua orbona
zuidelijk eikenuiltje
Dryobota labecula