Half april-eind juni in één generatie; mogelijk een partiële tweede generatie tot half augustus. De vlinders komen op licht.
Rups: juni-augustus. De soort overwintert als pop in een met houtdeeltjes verstevigde cocon op de schors of in de strooisellaag.
Tawny Prominent
Pergament-Zahnspinner
le Dragon
draakvlinder, perkamentspinner
Hoplitis milhauseri, Hybocampa milhauseri
Draak is een al lang bestaande naam en wordt al gebruikt door Ter Haar in 'Onze vlinders'.
Het bizarre uiterlijk van de tandvlinderrupsen inspireert tot bijzondere namen zo ook tot draak. Meer over Nederlandse namen
Harpyia: Harpyia is een van de Harpies, 'wegpikkers', dat waren monsterlijke figuren met het hoofd van een meisje en de vleugels en het lijf van een roofvogel. Soms roofden ze mensen en soms hun voedsel of ze besmeurden dat met hun uitwerpselen.
milhauseri: de soortnaam brengt eer toe aan J.A. Milhauser (18e eeuw) , die de soort beschreef. Fabricius refereert daaraan met 'Milhauser Monogr. Dresd., 1763, tab. 1'.
(Fabricius, 1775)
Voorvleugellengte: 21-24 mm. Een goed herkenbare soort met een donkergrijze tekening op de lichtgrijze voorvleugel. Opvallend zijn de twee evenwijdige strepen langs de binnenrand. Vanuit de binnenrandhoek loopt, evenwijdig aan de achterrand van de vleugel, een donker dwarsbandje dat eindigt voor het midden van de vleugel. Daarnaast loopt een brede, soms vaag zichtbare, geelbruine band. Het borststuk heeft een donkergrijs met zwart gestreepte bovenkant en licht gekleurde zijkanten. Op de witte achtervleugel bevindt zich in de binnenrandhoek een opvallende zwarte vlek. De antennen zijn voor drievierde deel geveerd, bij het mannetje vrij sterk.
Tot 45 mm; lichaam groen met op de rug van de segmenten een tot drie twee gele lengtestrepen; segment vier met een zeer opvallende uitwas die aan het uiteinde spits gevorkt is; de segmenten vijf tot negen en elf met dezelfde , maar kleinere uitwassen; op de flanken van de segmenten zeven tot negen een bruine bladachtige tekening; kop bruin, enigszins ingesneden.
Vrij algemeen. Komt verspreid voor op de zandgronden in het binnenland en in de duinen. RL: kwetsbaar.
Zeldzaam in Vlaanderen. Nagenoeg ontbrekend in West-Vlaanderen, wijdverbreid in de bosrijke delen van Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, Antwerpen en Limburg en lokaal niet zeldzaam. In Wallonië vrij algemeen, met recente waarnemingen uit alle provincies.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Van het Iberisch schiereiland via West-, Midden- en Zuid-Europa (niet op de Britse eilanden) tot aan het Wolgagebied. Naar het zuiden: het noorden van het Middellandse Zeegebied, inclusief Italië en de Balkan tot Voor-Azië. De grens in het noorden ligt over Zuid-Zweden.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Bossen en andere bosachtige gebieden.
Blijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
witlijntandvlinder
Drymonia querna
hermelijnvlinder
Cerura vinula
kroonvogeltje
Ptilodon capucina
brandvlerkvlinder
Pheosia tremula
eekhoorn
Stauropus fagi
tweekleurige tandvlinder
Leucodonta bicoloria