Vrij zeldzaam. Wordt vooral waargenomen in de kustprovincies; komt elders in het land verspreid voor. RL: kwetsbaar.
Voorvleugellengte: 29-38 mm. Een grote behaarde grijsachtig witte tandvlinder met een aantal zwarte stippen op het borststuk en in het wortelveld van de voorvleugel. Langs de achterrand ligt een brede baan met meerdere onduidelijke, diep getande grijze dwarslijnen. Opvallend zijn de geelachtige aders in de voorvleugel. Het vrouwtje is over het algemeen groter dan het mannetje en heeft bovendien een grijze in plaats van een witachtige achtervleugel. Bij verstoring houden de vlinders zich dood.
Tot 65 mm; zeer dik, versmald naar het achtereind, dat in twee lange staarten uitloopt; lichaam helder groen met een wit gezoomde, purperachtig zwarte, zadelvormige band over de rug, sterk versmald bij segment drie, dat een klein puntig bultje draagt; kop bruin met zwarte tekening. De jonge rupsen zijn zwartachtig bruin en hebben een paar opvallende oorachtige uitwassen achter de kop.
De witte hermelijnvlinder (C. erminea) is witter, mist de gele aders en heeft een opvallend zwart achterlijf. Tegen de voorrand nabij de vleugelwortel bevindt zich een zwart omrande, halve cirkel. De tekening van de gestippelde houtvlinder (Zeuzera pyrina) bevat uitsluitend stippels en geen dwarslijnen.
witte hermelijnvlinder
Cerura erminea
NOTODONTIDAE: Stauropinae
gestippelde houtvlinder
Zeuzera pyrina
NOTODONTIDAE: Stauropinae
Witte hermelijnvlinder (Cerura erminea), berkenhermelijnvlinder (Furcula bicuspis), kleine hermelijnvlinder (Furcula furcula) en wilgenhermelijnvlinder (Furcula bifida).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
berkenhermelijnvlinder
Furcula bicuspis
NOTODONTIDAE: Stauropinae
witte hermelijnvlinder
Cerura erminea
NOTODONTIDAE: Stauropinae
kleine hermelijnvlinder
Furcula furcula
NOTODONTIDAE: Stauropinae
Begin april-half augustus in één generatie. De vlinders komen op licht en gaan vaak zitten in de vegetatie naast de lichtval.
Rups: juni-september. De rups eet de bladstengels vaak helemaal kaal. De soort overwintert als pop in een zeer harde cocon die is verstevigd met door de rups fijngekauwde houtdeeltjes en die wordt vastgesponnen aan een boomstam of paaltje. De eieren worden afzonderlijk of met twee of drie tegelijk afgezet op de bovenkant van bladeren.
Wilg en (ratel)populier.
Open bossen, struwelen, heiden en duinen; soms ook tuinen.
Vrij zeldzaam. Wordt vooral waargenomen in de kustprovincies; komt elders in het land verspreid voor. RL: kwetsbaar.
In Vlaanderen zeldzaam en sterk achteruitgegaan. Recent beperkt tot de westelijke helft van Vlaanderen. In Wallonië wijdverbreid in alle provincies, maar ook zeldzaam (geworden).
Van Zuid-Frankrijk (Pyreneeën) via heel Europa, inclusief de Britse eilanden oostwaarts tot voorbij Siberië (Baikelmeer). In het zuiden via het noorden van het hele Middellandse Zeegebied tot inTurkije en de Kaukasus. In het noorden via Scandinavië tot voorbij de poolcirkel.
Hermelijnvlinder is al een oude naam die ook al gebruikt wordt in 'Onze vlinders' van Ter Haar.
Voor een toelichting op de relatie met het zoogdiertje hermelijn zie Cerura erminea.
Cerura: keras is een hoorn en oura is een staart; naar de naschuivers van de rups die de vorm hebben van een staart. De hoorn slaat óf op de tweevoudige uitvoering van de staart óf op de chitine-bouwstof, of op beide.
vinula: vinula is een verkleinvorm van vinum is wijn. Dit heeft relatie met de kleur van het 'zadel' van de rups. Linnaeus nam deze naam over van Mouffet (zie ook bij D. porcellus).
Word donateur
Steun De Vlinderstichting
maantandvlinder
Drymonia ruficornis
kleine wapendrager
Clostera anachoreta
witte hermelijnvlinder
Cerura erminea
dromedaris
Notodonta dromedarius
esdoorntandvlinder
Ptilodon cucullina
donkere wapendrager
Clostera pigra