Vrij zeldzaam. Komt vooral voor in de duinen en op de zandgronden in het binnenland; ook elders af en toe een waarneming. RL: kwetsbaar.
Voorvleugellengte: 16-20 mm. De voorvleugel van deze uil heeft een vrij spitse punt. Opvallend is de brede onregelmatige crèmekleurige golflijn die zich in de binnenrandhoek verbreedt tot een opvallende verdikking of vlek; aan de binnenzijde is de golflijn afgezet met donkere pijlvormige vlekken. De grondkleur is zeer variabel en loopt uiteen van licht roodachtig bruin tot donker purperachtig bruin. Sommige exemplaren zijn grijs gemarmerd, andere hebben een roze of bruinachtig gele tint. Donkere vlinders zijn vaak bestoven met purperachtig grijs.
Tot 45 mm; lichaam varieert in kleur van groen tot roodachtig bruin of donker purperachtig bruin met twee brede, gele lengtebanden over de rug en een brede, gele lengteband over de spiracula; kop bruin of groenachtig bruin.
Bij de groente-uil (Lacanobia oleracea) loopt de golflijn rechter met in het midden een opvallende W.
groente-uil
Lacanobia oleracea
NOCTUIDAE: Hadeninae
Half mei-eind augustus in twee generaties. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen.
Rups: juni-oktober. De rups, die zowel in een groene als in een bruine vorm voorkomt, foerageert vooral ´s nachts en rust overdag op de waardplant. De soort overwintert als pop in een cocon in de grond.
Diverse kruidachtige planten, struiken en bomen, waaronder struikhei, adelaarsvaren, berk, brem, braam, wilg, duindoorn en europese lork.
Allerlei open gebieden, waaronder vooral heiden; ook bossen, moerasachtige plaatsen en tuinen.
Vrij zeldzaam. Komt vooral voor in de duinen en op de zandgronden in het binnenland; ook elders af en toe een waarneming. RL: kwetsbaar.
In Vlaanderen sterk achteruitgegaan en inmiddels zeer zeldzaam. Verspreide vindplaatsen in de Kempen en in West-Vlaanderen, vooral aan de Westkust. In Wallonië wijdverbreid ten zuiden van Samber en Maas.
Een uitgebreid areaal. In Noord-Europa tot ver boven de poolcirkel en dat loopt door tot Oost-Azië. In het zuiden het Middellandse Zeegebied en dan naar het oosten tot Midden-Azië.
Bij de keuze van erwtenuil is de Latijnse soortnaam doorslaggevend geweest. Zie bij 'toelichting wetenschappelijke naam'. Ook de Franse en Duitse soortnaam volgen deze redenering.
pisi: Pisum sativa is de erwt. Linnaeus geeft dit op als waardplant, maar het is zeker geen gewone voor deze polyfage soort.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
eenstipgrasuil
Mythimna unipuncta
vlasbekuiltje
Calophasia lunula
morpheusstofuil
Caradrina morpheus
gewone breedvleugeluil
Diarsia rubi
brildrager
Egira conspicillaris
herfst-rietboorder
Rhizedra lutosa