Zeer algemeen. Komnt verspreid over het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: 14-19 mm. Opvallend zijn de wit geringde ringvlek, de grote oranjegele vlek in de donkere niervlek op de warmbruine, enigszins wit bestoven voorvleugel en de duidelijke W in de helderwitte golflijn. De witte omtrek van de ringvlek kan enigszins in sterkte variëren, evenals de witte bestuiving en de bruine grondkleur.
Tot 45 mm; lichaam varieert in kleur van groen tot bruin, grijs of roze met fijne witte spikkeltjes; vlak onder de spiracula een brede lichtgele of witte lengteband; kop geelachtig bruin of groenachtig bruin met lichte tekening.
De variabele w-uil (L. suasa) is meer matbruin en heeft een duidelijke tapvlek. De moeras-w-uil (L. splendens) is bonter getekend en meer roodbruin bestoven; de niervlek is wit en de W in de fijne, grijze golflijn is onopvallend. Zie ook de erwtenuil (Ceramica pisi).
erwtenuil
Ceramica pisi
NOCTUIDAE: Hadeninae
moeras-w-uil
Lacanobia splendens
NOCTUIDAE: Hadeninae
variabele w-uil
Lacanobia suasa
NOCTUIDAE: Hadeninae
Variabele w-uil (Lacanobia suasa), moeras-w-uil (Lacanobia splendens) en meldevlinder (Trachea atriplicis).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
variabele w-uil
Lacanobia suasa
NOCTUIDAE: Hadeninae
moeras-w-uil
Lacanobia splendens
NOCTUIDAE: Hadeninae
meldevlinder
Trachea atriplicis
NOCTUIDAE: Hadeninae
Half april-half oktober in twee, soms drie generaties. De vlinders komen zowel licht als op smeer en bezoeken bloemen.
Rups: juli-november. De rups foerageert vooral ´s nachts en wordt overdag soms gezien op paden en wegen, op zoek naar een geschikte plaats om zich te verpoppen. De soort overwintert als pop in de grond.
Diverse kruidachtige planten, struiken en loofbomen waaronder kamille, brandnetel, sint-janskruid, zuring, ganzenvoet, hazelaar, wilg en hop.
(Moes)tuinen, graslanden, heiden, schorren, kwelders en slikken; ook tuinbouwgebieden en kassen.
Zeer algemeen. Komnt verspreid over het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Zeer algemeen in het hele land.
Het grote areaal reikt van Noord-Afrika via het Iberisch schiereiland en heel Europa tot Japan. Naar het noorden tot Midden-Scandinavië en naar het zuiden tot Voor- en Midden-Azië. Voor nadere opgaven zie Menhofer (1942).
Soms is deze soort schadelijk op groente in de moestuin. Lees verder wat Linnaeus hierover zegt onder 'toelichting wetenschappelijke naam'.
Ook in de tuinbouw heet deze soort al decennia-lang groente-uil.
Lacanobia: een foute schrijfwijze van lachanobia; lakhana is groenten en bioo is leven. Het oorspronkelijke genus was uitgebreider en omvatte ook een aantal groente-eters, zoals M. brassicae.
oleracea: oleraceus is betrekking hebbend op groenten. Linnaeus schrijft: 'het leeft op (kan ook vertaald worden met in) de wortels van groenten, die het ook eet'. Het is een polyfage soort en soms zelfs schadelijk. De rups leeft vooral op de wortels.
Actualiteiten
Ontdek meerWord donateur
Steun De Vlinderstichting
gestreepte rietuil
Leucania obsoleta
roodbont heide-uiltje
Anarta myrtilli
gevlekte winteruil
Conistra rubiginea
granietuil
Lycophotia porphyrea
bruine herfstuil
Sunira circellaris
gele duinrietboorder
Photedes fluxa