Algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: gevoelig.
Voorvleugellengte: 10-12 mm. Deze variabele dwergspanner heeft een vrij smalle voorvleugel met een gebogen voorrand. Het meest kenmerkend zijn de zeer kleine, maar meestal toch wel aanwezige middenstip op de roodachtig bruine voorvleugel en de vele fijne dwarslijntjes die gevormd worden door zwarte en witte vlekjes op de aders. De dwarslijnen zijn variabel in intensiteit en maken bij de voorrand meestal een duidelijke bocht. Kenmerkend zijn ook de witte golflijn en de witte vlek in de binnenrandhoek; bij vaag getekende of afgevlogen exemplaren blijft de golflijn vaak als laatste goed zichtbaar. Tussen de golflijn en de middenstip loopt een lichte band die vlak voor de voorrand een zigzagbocht maakt. Over de achtervleugel lopen eveneens dwarslijntjes en lijkt de witte golflijn van de voorvleugel te worden voortgezet. Langs de zijkant van het achterlijf bevinden zich zwarte vlekjes.
22-23 mm. Lijf heeft verschillende tinten groen of lichtbruin met een serie donkerder uitgerekte ruitjes- of driehoekige vormen op de rug.
Zie de esdoorndwergspanner (E. inturbata), de valeriaandwergspanner (E. valerianata) en de drievlekdwergspanner (E. trisignaria).
valeriaandwergspanner
Eupithecia valerianata
GEOMETRIDAE: Larentiinae
drievlekdwergspanner
Eupithecia trisignaria
GEOMETRIDAE: Larentiinae
esdoorndwergspanner
Eupithecia inturbata
GEOMETRIDAE: Larentiinae
Grijze dwergspanner (Eupithecia subfuscata), oranje dwergspanner (Eupithecia icterata),witvlakdwergspanner (Eupithecia succenturiata) en meldedwergspanner (Eupithecia simpliciata).
De rupsen van de Eupithecia-soorten lijken veel op elkaar. Bij determinatie kan de waardplant een handig hulpmiddel zijn. Vergelijk daarnaast ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen en het habitat.
grijze dwergspanner
Eupithecia subfuscata
GEOMETRIDAE: Larentiinae
oranje dwergspanner
Eupithecia icterata
GEOMETRIDAE: Larentiinae
witvlakdwergspanner
Eupithecia succenturiata
GEOMETRIDAE: Larentiinae
meldedwergspanner
Eupithecia simpliciata
GEOMETRIDAE: Larentiinae
Half maart-eind september in twee niet duidelijke gescheiden generaties. De vlinders vliegen vanaf de schemering en komen goed op licht.
Rups: mei-oktober. De rups leeft vooral op de afgevallen bladeren van de waardplant. De soort overwintert als pop in de strooisellaag.
Vooral kruidachtige planten, maar ook houtige planten en loofbomen.
(Volks)tuinen, struwelen, moerassen, heiden, bossen en verwaarloosde stukjes grond.
Algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: gevoelig.
Vrij algemeen in het hele land.
West- en Midden-Europa via Rusland tot ver in Azië. In Scandinavië tot hoog in het noorden (Lapland); in het zuiden tot Noord-Afrika en Klein-Azië.
Alle soorten uit het Genus Eupithecia plus nog een aantal andere kleine spanners zijn samengebracht onder de groepsnaam dwergspanner.
Deze dwergspanner is waarschijnlijk de gewoonste in ons land.
Eupithecia: eu is goed, goedig en pithex, pithekos is een dwerg. De vlinders hebben een aantrekkelijk uiterlijk en zijn klein. Haworth schrijft: mooie vlinders, als ze rusten zien ze er prachtig uit: de vleugels gespreid en vlak, elegant gedrukt tegen de ondergrond; eigenlijk helemaal ontworpen om ze in vlinderkasten te verzamelen.
Vulgata: vulgus is gewoon; gewone dwergspanner.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
gele agaatspanner
Gandaritis pyraliata
grote wintervlinder
Erannis defoliaria
witte schaduwspanner
Lomographa temerata
kruiskruiddwergspanner
Eupithecia expallidata
essenspanner
Ennomos fuscantaria
okergele spanner
Idaea ochrata