Zeer algemeen. Komt verspreid over het land voor. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: 9-11 mm. De voor- en achtervleugel zijn in meer of mindere mate donker bespikkeld. De vleugelzoom is meestal iets donkerder dan de rest van de vleugel. Op alle vleugels is een duidelijke middenstip aanwezig. De binnenste en de buitenste dwarslijn zijn dun maar altijd tenminste zichtbaar aan de stipjes op de aderen. De middelste dwarslijn is vaag en loopt op de voorvleugel dicht langs de middenstip, vaak er enigszins naar toe buigend. Opvallend is dat dit laatste ook geldt voor de buitenste dwarslijn ter hoogte van de stip. De franjelijn langs de achterrand bestaat uit afwisselend donkere stipjes en boogjes.
De prachtstipspanner (Scopula marginepunctata) is duidelijk groter en heeft een franjelijn die bestaat uit enkel donkere streepjes; bovendien loopt de buitenste dwarslijn voordat deze de voorrand bereikt duidelijk naar binnen, terwijl deze bij de paardenbloemspanner vrijwel recht door loopt tot aan de voorrand, evenwijdig aan de achterrand van de vleugel.
Kan mogelijk worden verwisseld met soorten uit de groep van de dwergspanners (Eupithecia-soorten), met name wilgendwergspanner (E. tenuiata) en esdoorndwergspanner (E. inturbata). Geen van beide heeft echter hetzelfde fijn bespikkelde uiterlijk. Verder ontbreekt bij de dwergspanners de stip op de achtervleugel en vertonen de dwarslijnen een duidelijke hoek dicht bij de voorrand. Zie ook de schildstipspanner (I. biselata).
Bekijk de gedetailleerde verschillen met illustraties tussen Idaea seriata en I. biselata.
wilgendwergspanner
Eupithecia tenuiata
GEOMETRIDAE: Sterrhinae
prachtstipspanner
Scopula marginepunctata
GEOMETRIDAE: Sterrhinae
esdoorndwergspanner
Eupithecia inturbata
GEOMETRIDAE: Sterrhinae
schildstipspanner
Idaea biselata
GEOMETRIDAE: Sterrhinae
Vlekstipspanner (Idaea dimidiata) en hopdwergspanner (Eupithecia assimilata).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
hopdwergspanner
Eupithecia assimilata
GEOMETRIDAE: Sterrhinae
vlekstipspanner
Idaea dimidiata
GEOMETRIDAE: Sterrhinae
Begin mei-begin oktober in twee generaties. De vlinders worden overdag soms op muren aangetroffen of opgejaagd uit heggen of andere dichte vegetatie. Ze zitten ook vaak op verlichte ramen of worden binnenshuis aangetroffen.
Rups: juni-april. De soort overwintert als rups en verpopt zich in een cocon op de grond.
De rups leeft van afgevallen blad en mos; in gevangenschap eten de rupsen onder andere van paardenbloem.
Duinen, struwelen, ruigten en tuinen; vaak in stedelijke omgeving.
Zeer algemeen. Komt verspreid over het land voor. RL: niet bedreigd.
Algemeen in het hele land.
Van Noord-Afrika en het Iberisch Schiereiland via West- en Midden-Europa (inclusief Engeland) oostwaarts tot Rusland; in het noorden tot Zuid-Scandinavië, in het zuiden: de westelijke Middellandse Zee-eilanden, Italië, de Balkan, Klein-Azië en de Kaukasus.
Paardenbloemspanner is een al lang bestaande naam die al gebruikt wordt door Ter Haar in 'Onze vlinders' (begin vorige eeuw).
Paardenbloem is zeker geen waardplant van deze soort.
Idaea: idaios heeft betrekking op de berg Ida, de uitzichtplaats van waaruit de goden en godinnen de gevechten rond Troje volgden.
seriata: series is een rij, een keten. Dit slaat op de tekening op de vleugels die bestaat uit in brokjes uiteengevallen lijnen.
Word donateur
Steun De Vlinderstichting
lieveling
Timandra comae
zuringspanner
Lythria cruentaria
najaarsboomspanner
Alsophila aceraria
bessentakvlinder
Eulithis mellinata
voorjaarsdwergspanner
Eupithecia abbreviata
streepblokspanner
Aplocera plagiata