Zeer zeldzaam. De soort is verspreid over het land slechts af en toe waargenomen.
Voorvleugellengte: 19-25 mm. De bruinachtig grijze voorvleugel heeft vaak een grof aandoend uiterlijk doordat deze bestoven is met geelachtige schubben. Over de voorvleugel lopen twee onregelmatige donkerdere dwarslijnen en de langwerpige lichte middenstip heeft een donkere kern. Het mannetje is iets kleiner en donkerder dan het vrouwtje. De kleur kan variëren.
Tot 40 mm; lichaam varieert in kleur van grijs tot geelachtig bruin of donker purperachtig bruin; op de rugzijde van de segmenten vijf en zes opvallende bulten en op segment elf een kleinere bult; over de rug een donker purperachtig bruine middenband, die naar de staart toe verbleekt; over de spiracula een witachtige lengtestreep; kop witachtig met zwartachtig bruine stippen.
De dromedaris (N. dromedarius) heeft altijd een lichte geelachtige vlek aan de voorrand van de vleugelwortel. Ongewoon effen exemplaren van de eikentandvlinder (Peridea anceps) vertonen qua kleur veel gelijkenis, maar zijn groter.
dromedaris
Notodonta dromedarius
NOTODONTIDAE: Notodontinae
eikentandvlinder
Peridea anceps
NOTODONTIDAE: Notodontinae
Wilgentandvlinder (Notodonta tritophus) en kameeltje (Notodonta ziczac).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
wilgentandvlinder
Notodonta tritophus
NOTODONTIDAE: Notodontinae
kameeltje
Notodonta ziczac
NOTODONTIDAE: Notodontinae
Eind april-eind augustus in twee generaties. De vlinders komen op licht.
Rups: juni en augustus-september. De soort overwintert als pop in een losse cocon op of in de grond.
(Ratel)populier en mogelijk berk.
Vochtige bossen en laagveenmoerassen.
Zeer zeldzaam. De soort is verspreid over het land slechts af en toe waargenomen.
Zeldzaam, maar wijdverbreid ten zuiden van Samber en Maas.
Van Oost-Frankrijk via Midden- en Noord-Europa en via de gematigde zone tot Oost-Azië (Japan) en Noord-Amerika. In het zuiden loopt de areaalgrens ten noorden van de Balkan tot de Zwarte Zee. In het noorden door Scandinavië tot aan de poolcirkel.
De geelbruine tandvlinder heeft een grijze grondkleur. De Duitse naam is Gelbbrauner Zahnspinner.
Tandvlinders hebben aan de voorvleugel een uitstulping die in rust als een tand boven de vlinder uitsteekt.
Notodonta: notos is de achterkant en odous, odostos is een tand; naar de dorsale schubbenpluimen op de voorvleugels die naar voren komen als de vleugels in rust zijn. Het is waarschijnlijk dat Ochsenheimer ook de bulten op de rupsrug van een aantal soorten in gedachten had.
torva: torvus is droefgeestis, bars, naar de sombere kleur van deze soort.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
berkenhermelijnvlinder
Furcula bicuspis
zuidelijke tandvlinder
Drymonia velitaris
berkenbrandvlerkvlinder
Pheosia gnoma
populierentandvlinder
Gluphisia crenata
eikentandvlinder
Peridea anceps
gestreepte tandvlinder
Drymonia dodonaea