Vrij algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: 14-18 mm. Een grijswitte tandvlinder met op de voorvleugel een fijne zwarte bestuiving en een brede grijze middenband, die aan de binnenzijde is afgezet met een vrijwel rechte donkere rand. De buitenrand van de middenband is onregelmatig van vorm, hier en daar getand en bij de voorrand het duidelijkst zichtbaar.
Tot 35 mm; lichaam vrij dik, versmald naar het achtereind, dat in twee lange staarten uitloopt; lichaam helder groen met een geelgezoomde, purperachtig bruine zadelvormige vlek op de rug, die op segment drie in een punt uitloopt; segment twee heeft een klein bultje op de rugzijde; kop purperachtig bruin met zwarte tekening op de achterzijde.
Zie de berkenhermelijnvlinder (F. bicuspis) en de wilgenhermelijnvlinder (F. bifida).
berkenhermelijnvlinder
Furcula bicuspis
NOTODONTIDAE: Stauropinae
wilgenhermelijnvlinder
Furcula bifida
NOTODONTIDAE: Stauropinae
Hermelijnvlinder (Cerura vinula), witte hermelijnvlinder (Cerura erminea), berkenhermelijnvlinder (Furcula bicuspis) en wilgenhermelijnvlinder (Furcula bifida).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
hermelijnvlinder
Cerura vinula
NOTODONTIDAE: Stauropinae
berkenhermelijnvlinder
Furcula bicuspis
NOTODONTIDAE: Stauropinae
wilgenhermelijnvlinder
Furcula bifida
NOTODONTIDAE: Stauropinae
witte hermelijnvlinder
Cerura erminea
NOTODONTIDAE: Stauropinae
Begin april-eind augustus in twee generaties. De vlinders komen op licht.
Rups: juni-september. De rupsen worden zowel op volgroeide als op jonge bomen aangetroffen. De soort overwintert als pop in een stevige cocon tegen de bast van de waardplant.
Vooral wilg; ook (ratel)populier.
Open plekken in het bos, struwelen en heiden; soms ook parken en tuinen.
Vrij algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Vrij algemeen in het hele land.
Van het noorden van het Iberisch schiereiland via West- en Midden-Europa (inclusief de Britse eilanden) via de gematigde zone tot Oost-Azië (China, Japan) en Noord-Amerika. In het zuiden nagenoeg niet in het Middellandse Zeegebied (wel op de Balkan). De grens verloopt hier via Turkije en het Kaspische gebied. Het grootste deel van Scandinavië hoort ook bij het areaal, zelfs nog boven de poolcirkel.
Kleine hermelijnvlinder is al een oude naam die ook al gebruikt wordt in 'Onze vlinders' van Ter Haar.
Voor een toelichting op de relatie met het zoogdiertje hermelijn zie Cerura erminea.
Het is de kleinste vlinder binnen de hermelijngroep.
Furcula: furcula is een vorkje, naar de twee anale aanhangsels van de rups. Bij deze soort hoeft de achtergrond van de naamgeving van het genus en van de soort niet dezelfde te zijn. Linnaeus gebruikte de meeste van Clerck's soortnamen en zo ook deze. Hij maakt geen opmerkingen over de rups hetgeen hij zeker gedaan zou hebben als hij die kende. De mediane en subterminale lijnen vormen, vooral als ze wat zijn geaccentueerd, een patroon dat op een vork lijkt.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
kameeltje
Notodonta ziczac
esdoorntandvlinder
Ptilodon cucullina
hermelijnvlinder
Cerura vinula
donkere wapendrager
Clostera pigra
tweekleurige tandvlinder
Leucodonta bicoloria
wilgenhermelijnvlinder
Furcula bifida