Zeldzaam. Een soort die slechts af en toe lokaal op de zandgronden wordt waargenomen. RL: ernstig bedreigd.
Voorvleugellengte: 12-14 mm. De dichte en vrij grove grijze bespikkeling van deze rossig met grijze nachtvlinder vormt bij verse exemplaren een goed onderscheid met verwante soorten. Op alle vleugels bevindt zich een middenstip in de vorm van een oogje.
Verwarring is eigenlijk alleen mogelijk met donkere vormen van de berkenoogspanner (C. albipunctata). Deze soorten zijn van elkaar te onderscheiden door een aantal verschillen in de vorm van de vleugels: de gemarmerde oogspanner heeft een iets duidelijker sikkelpuntje aan de voorvleugelpunt, de binnenrandhoek is meer naar binnen gebogen en de achterrand van de achtervleugel heeft een duidelijk puntje, dat bij de berkenoogspanner (vrijwel) helemaal ontbreekt. Bij sterk afgevlogen exemplaren zijn deze kenmerken niet altijd even duidelijk; de combinatie van habitat en waardplant kan dan een goed hulpmiddel zijn bij de determinatie.
berkenoogspanner
Cyclophora albipunctata
GEOMETRIDAE: Sterrhinae
De rupsen van de Cyclophora-soorten zijn zeer variabel. Per soort zijn er diverse (kleur)varianten: er zijn rupsen met een soort ‘zijstrepen’, er zijn vrijwel egale groene varianten en vrijwel egaal bruinoranjeachtige varianten.
De variant met zijstrepen van deze soort lijkt op berkenoogspanner (Cyclophora albipunctata), bruine oogspanner (Cyclophora quercimontaria), gestippelde oogspanner (Cyclophora punctaria) en oranjerode oogspanner (Cyclophora puppillaria).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
berkenoogspanner
Cyclophora albipunctata
GEOMETRIDAE: Sterrhinae
gestippelde oogspanner
Cyclophora punctaria
GEOMETRIDAE: Sterrhinae
bruine oogspanner
Cyclophora quercimontaria
GEOMETRIDAE: Sterrhinae
oranjerode oogspanner
Cyclophora puppillaria
GEOMETRIDAE: Sterrhinae
Eind april-half augustus in twee generaties. De vlinders vliegen in de schemering en zowel mannetjes als vrouwtjes komen soms op licht.
Rups: juni-juli en augustus-oktober. De soort overwintert als gordelpop aan een wilgenblad.
Wilg.
Heiden en vochtige graslanden met onbeschaduwde wilgenstruwelen.
Zeldzaam. Een soort die slechts af en toe lokaal op de zandgronden wordt waargenomen. RL: ernstig bedreigd.
Zeer zeldzaam. Recent enkel waargenomen op enkele locaties in Vlaams-Brabant en Limburg. Vroeger ook bekend uit Antwerpen.
Van het Iberisch Schiereiland via heel Midden- en West-Europa tot Midden-Scandinavië, naar het oosten via de gematigde zone tot Zuid-Siberië. In het zuiden: het noorden van het Middellandse Zeegebied tot Bulgarije. In Italië zuidelijk tot Latium (Prola & Racheli, 1979).
Oogspanners hebben alle een meer of minder duidelijk oog op de voorvleugels. Kleur en tekening van deze oogspanner geven een marmeren indruk.
Cyclophora: kuklos is een ring en phoreo is dragen. De discale vlekken op de voorvleugels van een aantal soorten.
pendularia: pendulus is hangend. Komt waarschijnlijk van Betula pendularia, ruwe berk, hetgeen echter niet de waardplant van deze soort is maar wel van C. albipunctata die voorheen C. pendularia heette.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
berkenwintervlinder
Operophtera fagata
meidoornspanner
Theria primaria
roestige stipspanner
Idaea inquinata
puntige zoomspanner
Epione repandaria
gewone spikkelspanner
Ectropis crepuscularia
witroze stipspanner
Scopula emutaria