Algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: 13-16 mm. Heeft geen oogjes op de voor- en achtervleugel. De grondkleur is licht bruinachtig geel waarbij de achtervleugel iets lichter is dan van de voorvleugel. Sommige exemplaren, vooral van de zomergeneratie, hebben midden op de voorvleugel een grote roodachtige blos. Dicht bij de binnenrandhoek, en soms halverwege het zoomveld, zijn soms min of meer vierkante roodachtig bruine vlekken te zien. Over de vleugels loopt een roodachtige middelste dwarslijn die schuin op de voorrand uitkomt onder een hoek kleiner dan 90°. De uit stippen bestaande buitenste dwarslijn heeft een golvend verloop en wijkt nabij de binnenrand van de vleugel uit richting de binnenrandhoek. In sommige gevallen is deze dwarslijn donkergrijs of zijn de vleugels sterk donkergrijs gespikkeld.
De zeer sterk gelijkende bruine oogspanner (C. quercimontaria) heeft doorgaans over de hele voorvleugel een rode tint; roodachtige vlekken in het zoomveld ontbreken altijd. De middelste dwarslijn buigt vlak bij de voorrand van de voorvleugel naar binnen en de gestippelde buitenste dwarslijn is regelmatig gebogen. De gele oogspanner (C. linearia) is niet gespikkeld. Zie ook de oranjerode oogspanner (C. puppillaria), de geelbruine oogspanner (C. ruficiliaria) en de eikenoogspanner (C. porata).
Door het ontbreken van de oogjes is verwarring mogelijk met sommige stipspanners (Idaea- en Scopula-soorten); bij deze soorten is de vleugelpunt echter meer afgerond.
Bekijk de gedetailleerde verschillen met illustraties tussen enkele Cyclophora-soorten.
bruine oogspanner
Cyclophora quercimontaria
GEOMETRIDAE: Sterrhinae
eikenoogspanner
Cyclophora porata
GEOMETRIDAE: Sterrhinae
oranjerode oogspanner
Cyclophora puppillaria
GEOMETRIDAE: Sterrhinae
geelbruine oogspanner
Cyclophora ruficiliaria
GEOMETRIDAE: Sterrhinae
gele oogspanner
Cyclophora linearia
GEOMETRIDAE: Sterrhinae
De rupsen van de Cyclophora-soorten zijn zeer variabel. Per soort zijn er diverse (kleur)varianten: er zijn rupsen met een soort ‘zijstrepen’, er zijn vrijwel egale groene varianten en vrijwel egaal bruinoranjeachtige varianten.
De variant met zijstrepen van deze soort lijkt op gemarmerde oogspanner (Cyclophora pendularia), berkenoogspanner (Cyclophora albipunctata), bruine oogspanner (Cyclophora quercimontaria) en oranjerode oogspanner (Cyclophora puppillaria).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
bruine oogspanner
Cyclophora quercimontaria
GEOMETRIDAE: Sterrhinae
gemarmerde oogspanner
Cyclophora pendularia
GEOMETRIDAE: Sterrhinae
berkenoogspanner
Cyclophora albipunctata
GEOMETRIDAE: Sterrhinae
oranjerode oogspanner
Cyclophora puppillaria
GEOMETRIDAE: Sterrhinae
Half april-eind augustus in twee generaties. De vlinders worden overdag soms rustend aangetroffen op de bladeren van de waardplant of van de ondergroei zoals adelaarsvaren; een goede zoekmethode is het kloppen op lage eikentakken. In het donker bezoeken ze bloemen, zoals die van sporkehout, of vliegen ze rond de boomkruinen van eiken. Ze komen goed op licht.
Rups: juni-juli en september. De soort overwintert als gordelpop aan een eikenblad.
Eik. In het buitenland wordt ook linde genoemd.
Eikenbossen; van open laag eikenstruweel tot dichte volgroeide eikenopstanden.
Algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Vrij algemeen in het hele land.
Van het Iberisch Schiereiland via West- en Midden-Europa inclusief de Britse eilanden naar het oosten tot Zuid-Rusland; in het noorden tot Zuid-Scandinavië en in het zuiden de Middellandse Zee, Italië, de Balkan, Klein-Azië en Noord-Iran.
Oogspanners hebben alle een meer of minder duidelijk oog op de voorvleugels. De vleugels van deze soort zijn bedekt met kleine stippeltjes en ook staat dwars op alle vleugels een rij duidelijke stippen. Ter Haar, begin vorige eeuw, noemde deze soort al de Gestippelde.
Cyclophora: kuklos is een ring en phoreo is dragen. De discale vlekken op de voorvleugels van een aantal soorten.
punctaria: punctum is een stip, een vlek. Linnaeus schrijft 'ordine transverso punctorum atrorum', met een rij zwarte stippen die zich bevinden in het postdiscale gebied van de vleugel.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
klokjesdwergspanner
Eupithecia denotata
vlekstipspanner
Idaea dimidiata
gallendwergspanner
Eupithecia analoga
malvabandspanner
Larentia clavaria
bosbesdwergspanner
Pasiphila debiliata
geveerde walstrospanner
Nebula salicata