Zeer zeldzaam. Er zijn slechts enkele waarnemingen bekend, voornamelijk uit de periode 1990-1992. In 2000 is de soort nog in Friesland en Drenthe gezien.
Voorvleugellengte: 17-19 mm. De voorvleugel van deze dwergspanner is tamelijk breed en heeft een lichte grijsachtige grondkleur; langs de achterrand is de vleugel iets donkerder. Op de voorvleugel bevinden zich veel grillige witte en donkere dwarslijnen en een donkere middenstip. Langs de buitenste dwarslijn bevinden zich zwarte, naar binnen gerichte pijlvlekjes op de aderen. De voorvleugel maakt een fijn vlekkerig, gemarmerde indruk. Vaak loopt over de aders een zwart-wit streepjespatroon. De achtervleugel heeft hetzelfde patroon en dezelfde kleur als de voorvleugel, alleen de middenstip is kleiner en minder opvallend.
Ter Haar: Rups lang en slank met duidelijke geledingen, vuil okergeel, vaak beengeel of roodachtig; ruglijn zeer fijn, zwartachtig; de eerste ring met lichtere en donkere lengtelijnen; op de rug ruitvormige, min of meer afgeronde, zwartacfhtige figuren, die vaak, vooral op 7 en 8, de vorm van een lier aannemen; verdere lengtelijnen ongelijk van dikte.
De guldenroededwergspanner (E. virgaureata) en de lariksdwergspanner (E. lariciata) hebben een wit vlekje op het borststuk. Bij de grijze dwergspanner (E. subfuscata) ontbreken de zwart-witte streepjes op de aders doorgaans en lijkt de voorvleugel minder vlekkerig gemarmerd. De jeneverbesdwergspanner (E. pusillata) heeft meestal bruinere en egalere voorvleugels. De heidedwergspanner (E. satyrata) heeft vaak smallere voorvleugels en een duidelijkere witte vlek in de binnenrandhoek van de voorvleugel. Bij twijfel met behulp van genitaliënonderzoek te determineren.
guldenroededwergspanner
Eupithecia virgaureata
GEOMETRIDAE: Larentiinae
grijze dwergspanner
Eupithecia subfuscata
GEOMETRIDAE: Larentiinae
lariksdwergspanner
Eupithecia lariciata
GEOMETRIDAE: Larentiinae
jeneverbesdwergspanner
Eupithecia pusillata
GEOMETRIDAE: Larentiinae
heidedwergspanner
Eupithecia satyrata
GEOMETRIDAE: Larentiinae
De rupsen van de Eupithecia-soorten lijken veel op elkaar. Bij determinatie kan de waardplant een handig hulpmiddel zijn.
Half juni-begin augustus in één generatie.
Rups: augustus. De rups verbergt zich overdag dicht bij de grond. De rups eet van de bloemen en de zaden van de waardplant.
Klokjes, met name klokjes die tussen rotsen of oude muren groeien.
Zeer zeldzaam. Er zijn slechts enkele waarnemingen bekend, voornamelijk uit de periode 1990-1992. In 2000 is de soort nog in Friesland en Drenthe gezien.
Verdwenen. Slechts enkele oude meldingen uit Brabant en Luik.
Van West-Europa via Midden- en Oost-Europa tot Voor-Azië. Niet in Scandinavië en op de Britse eilanden; in het zuiden tot de Middellandse Zeelanden.
Alle soorten uit het Genus Eupithecia plus nog een aantal andere kleine spanners zijn samengebracht onder de groepsnaam dwergspanner.
De rups van deze dwergspanner leeft van de vruchten van het grasklokje.
Eupithecia: eu is goed, goedig en pithex, pithekos is een dwerg. De vlinders hebben een aantrekkelijk uiterlijk en zijn klein. Haworth schrijft: mooie vlinders, als ze rusten zien ze er prachtig uit: de vleugels gespreid en vlak, elegant gedrukt tegen de ondergrond; eigenlijk helemaal ontworpen om ze in vlinderkasten te verzamelen.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
tijmstipspanner
Scopula decorata
wederikdwergspanner
Anticollix sparsata
crème stipspanner
Scopula ternata
gestippelde oogspanner
Cyclophora punctaria
geblokte stipspanner
Idaea emarginata
gewone dwergspanner
Eupithecia vulgata