Deze soort is voor het eerst waargenomen in 2013 in Stein (Limburg).
Voorvleugellengte: 17-20 mm. Deze uil is te herkennen aan de combinatie van de voornamelijk groenachtige voorvleugel en de oranje achtervleugel met de brede donkerbruine zoom. Kenmerkend op de voorvleugel zijn de witte centrale dwarslijnen die bij de binnenrand verdikt zijn; de binnenste dwarslijn vertoont daar bovendien een markante S-vormige kronkel.Het middenveld is lichter en groener dan het bruinere wortelveld en zoomveld; ook de uilvlekken, met name de niervlek en tapvlek zijn bruin. Soms komen exemplaren voor waarbij het groen ontbreekt en bruin of grijs domineert. Ook zijn de dwarslijnen soms niet wit waardoor ze dan nauwelijks opvallen.
Vooral bruin gekleurde exemplaren van de groen geelvleugeluil kunnen met de geelvleugeluil (Thalpophila matura) worden verward. Deze laatste heeft echter een strookleurige achtervleugel, meer vloeiende dwarslijnen op de voorvleugel en een enkelvoudige uitstekende tand in de binnenste dwarslijn nabij de binnenrand.
geelvleugeluil
Thalpophila matura
NOCTUIDAE: Noctuinae
In het buitenland: half juni - half augustus. De vlinders komen op licht en ook op smeer.
Overwintert als rups en verpopt rond mei.
Vooral liguster, maar ook kamperfoelie, kornoelje, sleedoorn, eik en andere soorten.
In het buitenland: open terreinen met bomen en struiken.
Deze soort is voor het eerst waargenomen in 2013 in Stein (Limburg).
Eén recente melding (Antwerpen, 2016).
Word donateur
Steun De Vlinderstichting
heidewitvleugeluil
Aporophyla lueneburgensis
zwarte-c-uil
Xestia c-nigrum
geelbruine vlekuil
Amphipoea fucosa
zwartstreepuil
Hyppa rectilinea
meidoornuil
Allophyes oxyacanthae
eikenvoorjaarsuil
Orthosia miniosa