Algemeen. Komt vooral voor in Zeeland, de duinen van het vaste land en op de Waddeneilanden; wordt ook lokaal op de zandgronden in het zuiden en midden van het land waargenomen. RL: kwetsbaar.
Voorvleugellengte: 17-20 mm. Deze fors gebouwde uil is goed te herkennen aan de karakteristieke strokleurige achtervleugel met de warmbruine zoom. Op de brede voorvleugel bevindt zich een opvallende witachtige buitenste dwarslijn, die bij de binnenrand vrij dik is en vaak duidelijk afsteekt tegen de rest van de vleugel. De binnenste dwarslijn vertoont vlak bij de vleugelbinnenrand een opvallende, naar buiten uitstekende tand. De grondkleur varieert van grijsachtig bruin tot donkerbruin, soms met een roodachtig bruine tint of een fijne witachtige spikkeling; de uitgebreidheid van de zwarte vlekken en lijnen is variabel. Het algemene patroon op de voorvleugel varieert weinig; soms is echter een duidelijke zwartachtige balk tussen de centrale dwarslijnen aanwezig.
Zie de donkere grasuil (Tholera cespitis) en de groene geelvleugeluil (Polyphaenis sericata).
donkere grasuil
Tholera cespitis
NOCTUIDAE: Hadeninae
groene geelvleugeluil
Polyphaenis sericata
NOCTUIDAE: Hadeninae
Half juli-half september in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen van onder andere kruiskruid.
Rups: september-mei. De rups overwintert en komt op milde winterdagen tevoorschijn om te foerageren. De verpopping vindt plaats in een holte in de grond.
Diverse grassen, waaronder beemdgras, borstelgras en zilverhaver.
Graslanden, heiden en duinen; ook bosranden, parken en tuinen.
Algemeen. Komt vooral voor in Zeeland, de duinen van het vaste land en op de Waddeneilanden; wordt ook lokaal op de zandgronden in het zuiden en midden van het land waargenomen. RL: kwetsbaar.
In Vlaanderen vrij zeldzaam, maar wijdverbreid in alle provincies. In Wallonië zeer zeldzaam, met een beperkt aantal vindplaatsen in Luik en Namen.
Noordwest-Afrika en Zuid- en Midden-Europa. Naar het noorden tot Midden-Schotland, Zuid-Noorwegen, Midden-Zweden, Zuid-Finland en Estland. Naar het oosten tot Zuid-Rusland, Klein-Azië en de Kaukasus.
De lichtgele kleur van de achtervleugels zijn kenmerkend voor deze soort. De Latijnse soortnaam wijst ook op de achtervleugelkleur.
Thalpophila: thalpos is zomerhitte en phileo is houden van. Een naam die goed past bij de naam matura.
matura: maturus is rijp, naar de gele kleur van de achtervleugel, daarbij denkend aan de kleur van rijpend mais in de zomer.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
oorsilene-uil
Hadena irregularis
drietand
Acronicta tridens
florida-uil
Spodoptera exigua
breedbandhuismoeder
Noctua fimbriata
steenrode grasuil
Apamea lateritia
oostelijke uil
Fabula zollikoferi