Algemeen. Komt vooral in bosachtige gebieden op de zandgronden en in de duinen voor; daarbuiten schaars of ontbrekend. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: 21-32 mm. Goed te herkennen aan de grootte. De middelste en buitenste dwarslijn op de voorvleugel naderen elkaar bij de binnenrand en zijn daar verdikt, waardoor een soort vlek ontstaat die zelfs bij donkere exemplaren duidelijk zichtbaar is. In de vleugelpunt aan de onderzijde van de voorvleugel bevindt zich een opvallende bleke vlek.
Tot 50 mm; vrij dik; lichaam roodachtig bruin, soms met okerachtig bruine tekening; op de rugzijde van segment vijf en elf een paar grijsachtige bultjes; segment zes met een zwelling aan de onderzijde; kop bruin, ingesneden.
Bij de ringspikkelspanner (H. punctinalis) ontbreekt de opvallende vlek aan de binnenrand en de bleke vleugelpunt aan de onderzijde; bovendien heeft de kleine middenvlek op de achtervleugel een lichte kern. Daarnaast is de ringspikkelspanner minder duidelijk getekend en heeft het mannetje iets minder sterk geveerde antennen. De taxusspikkelspanner (Peribatodes rhomboidaria) is kleiner en bruiner.
ringspikkelspanner
Hypomecis punctinalis
GEOMETRIDAE: Ennominae
taxusspikkelspanner
Peribatodes rhomboidaria
GEOMETRIDAE: Ennominae
Half mei-half augustus in één generatie. De vlinders rusten overdag op stammen en takken van de waardplant. Ze komen, soms met meerdere exemplaren tegelijk, op licht en af en toe op smeer.
Rups: augustus-mei. De rups overwintert op takken in de kroonlaag van de waardplant en verpopt zich in de grond.
Diverse loofbomen, waaronder els, berk, appel, peer en eik.
Oude eikenbossen en duinen met oude eiken.
Algemeen. Komt vooral in bosachtige gebieden op de zandgronden en in de duinen voor; daarbuiten schaars of ontbrekend. RL: niet bedreigd.
Vrij algemeen in de oostelijke helft van Vlaanderen. Zeldzaam en toegenomen in Oost-Vlaanderen; (nog) zeer zeldzaam in West-Vlaanderen. In Wallonië vrij algemeen en wijdverbreid.
Van het Iberisch Schiereiland via West- en Midden-Europa tot de Oeral; als ssp. isabellaria (Staudinger, 1901) van het westen van Centraal-Azië, Siberië en Mongolië tot Kamtsjatka; in het zuiden het noordelijke Middellandse Zeegebied via de Balkan en Klein-Azië tot de Kaukasus en in het noorden tot Midden-Scandinavië.
De spikkelspanners hebben een grijze tot grijsbruine grondkleur met veel golvende dwarslijnen en veelal besprenkeld met donkerder spikkels.
Deze soort is de grootste van de Nederlandse spikkelspanners.
roboraria: Quercus robur, roboris is de eik, de waardplant van deze soort.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
iepentakvlinder
Ennomos autumnaria
tweelingbosrankspanner
Horisme radicaria
hopdwergspanner
Eupithecia assimilata
crème stipspanner
Scopula ternata
geelpurperen spanner
Idaea muricata
zwarte-w-vlinder
Macaria wauaria