Algemeen. Komt voor in bosachtige gebieden, vooral op de zandgronden en in de duinen voor. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: 17-23 mm. Deze spanner rust met open, half omhoog gehouden vleugels en houdt de voorvleugels enigszins gekruld. Op de bovenzijde van de achtervleugel bevindt zich dicht bij de achterrand een donkere vlek. De zilverkleurige maanvormige middenstip op de voorvleugel is vrij groot en de daarlangs lopende buitenste dwarslijn is duidelijk gebogen op de voorste helft van de vleugel. De achterrand van de achtervleugel is enigszins gekarteld. De vlinders van de tweede generatie zijn kleiner en bleker, vaak meer geelbruin.
Tot 38 mm; lichaam varieert in kleur van donker grijsachtig bruin tot licht roodachtig bruin; het derde paar poten van de thorax gezwollen als knoppen van een twijg; de segmenten vier, vijf, zeven en acht eveneens gezwollen; kop bruin of zwartachtig bruin
Zie het lindeherculesje (S. lunularia) en het herculesje (S. dentaria).
lindeherculesje
Selenia lunularia
GEOMETRIDAE: Ennominae
herculesje
Selenia dentaria
GEOMETRIDAE: Ennominae
Herculesje (Selenia dentaria) en lindeherculesje (Selenia lunularia). Jonge rupsen kunnen ook verward worden met de rups van de kleine herculesspanner (Cepphis advenaria).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
kleine herculesspanner
Cepphis advenaria
GEOMETRIDAE: Ennominae
lindeherculesje
Selenia lunularia
GEOMETRIDAE: Ennominae
herculesje
Selenia dentaria
GEOMETRIDAE: Ennominae
Eind maart-half augustus in twee generaties. De vlinders komen veelvuldig op licht; verder worden ze zelden gezien.
Rups: mei-september. De rups is vooral ´s nachts actief. De soort overwintert als pop in de grond.
Diverse loofbomen, waaronder els, berk, sleedoorn, eik, beuk en wilg.
Bossen en struwelen; soms ook tuinen in het buitengebied.
Algemeen. Komt voor in bosachtige gebieden, vooral op de zandgronden en in de duinen voor. RL: niet bedreigd.
Vrij algemeen in het hele land.
West-Oost: Engeland tot Japan, in het zuiden tot het Zwarte Zeegebied en de Kaukasus; in het noorden tot boven de poolcirkel. Niet in het oostelijke Middellandse Zeegebied; in het zuidwesten Spanje, Zuid-Frankrijk, Italië en Sicilië.
Halvemaanvlinder is een al lang bestaande naam die al gebruikt wordt door Ter Haar in 'Onze vlinders' (begin vorige eeuw).
De halve maan is te vinden aan de vleugeltop en in het midden van voor- en achtervleugel.
Selenia: selene is de maan, vanwege de sikkelvormige discale vlekken.
tetralunaria: tetra is vier en luna is de maan; naar de vier maanvormige vlekjes, op iedere vleugel één.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
eppedwergspanner
Eupithecia selinata
v-dwergspanner
Chloroclystis v-ata
oranje berkenspanner
Archiearis parthenias
iepenvenusje
Venusia blomeri
fruitboomdwergspanner
Eupithecia insigniata
fraaie walstrospanner
Lampropteryx suffumata