Algemeen. Komt verspreid over het land voor. RL: gevoelig.
Voorvleugellengte: 14-23 mm. Onderscheidt zich van verwante soorten doordat in rust de vleugels boven het achterlijf tegen elkaar geklapt worden als bij een dagvlinder. De vlinders van de zomergeneratie zijn kleiner en lichter van kleur dan die van de voorjaarsgeneratie en hebben aan de onderzijde van de vleugels grotere bruinoranje vlekken.
Tot 39 mm; lichaam geelachtig bruin tot bruin, variërend roodachtig bruin en donker purperachtig bruin getekend; het derde paar poten van de thorax is gezwollen en bootst de knop van een twijg na; op de rugzijde van de gezwollen segmenten zeven en acht een dubbele kegelvormige uitwas; kop bruin of grijsachtig bruin met witte tekening.
Het lindeherculesje (S. lunularia) en de halvemaanvlinder (S. tetralunaria) rusten met halfopen gehouden vleugels.
lindeherculesje
Selenia lunularia
GEOMETRIDAE: Ennominae
halvemaanvlinder
Selenia tetralunaria
GEOMETRIDAE: Ennominae
Lindeherculesje (Selenia lunularia) en halvemaanvlinder (Selenia tetralunaria). Jonge rupsen kunnen ook verward worden met de rups van de kleine herculesspanner (Cepphis advenaria).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
kleine herculesspanner
Cepphis advenaria
GEOMETRIDAE: Ennominae
halvemaanvlinder
Selenia tetralunaria
GEOMETRIDAE: Ennominae
lindeherculesje
Selenia lunularia
GEOMETRIDAE: Ennominae
Begin april-half augustus in twee generaties. Kan vanaf de schemering soms vliegend worden waargenomen. Komt vaak op verlichte vensters af en wordt veelvuldig bij lichtvallen waargenomen.
Rups: mei-juni en augustus-september. De soort overwintert als pop, ingesponnen tussen bladeren of dode plantenresten of mogelijk in de grond.
Diverse loofbomen en struiken, waaronder wilg, berk, bosbs, braam en sporkehout.
Bossen, struwelen, parken en tuinen; ook in stedelijke omgeving.
Algemeen. Komt verspreid over het land voor. RL: gevoelig.
Algemeen in het hele land.
Van het Iberisch Schiereiland via West- en Midden-Europa naar Rusland; als ssp. alpestris (Wehrli, 1940) van de Oeral tot Kamtsjatka en het Amoergebied. De nominaatvorm in het zuiden tot het Middellandse Zeegebied, de Balkan en de Kaukasus en in het noorden tot ver boven de poolcirkel
Herculesje is een al lang bestaande naam die al gebruikt wordt door Ter Haar in 'Onze vlinders' (begin vorige eeuw).
De achtergrond van deze naam blijft onduidelijk.
Selenia: selene is de maan, vanwege de sikkelvormige discale vlekken.
dentaria: dens, dentis is een tand, verwijzend naar de getande randen.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
dunvlerkspanner
Lycia hirtaria
geblokte stipspanner
Idaea emarginata
leverkleurige spanner
Euchoeca nebulata
berkenspikkelspanner
Aethalura punctulata
gewone agaatspanner
Eulithis populata
duizendbladdwergspanner
Eupithecia millefoliata