Vrij algemeen. Komt verspreid over het land voor. RL: bedreigd.
Voorvleugellengte: 13-15 mm. De tamelijk brede voorvleugel van deze uil heeft een opvallende, sterk golvende achterrand die vlak voor de vleugelpunt naar binnen buigt en eindigt in een duidelijk naar achter buigende punt. De vrij donkere olijfbruine voorvleugel is vaak fijn grijs bestoven en heeft een enigszins violetachtige tint. De beide uilvlekken hebben een fijne, lichte omlijning; de tamelijk grote ringvlek is opvallend langgerekt en soms niervormig. De centrale dwarslijnen zijn dun en licht van kleur. De tamelijk rechte, soms licht gebogen binnenste dwarslijn buigt bij de binnenrand naar binnen in de richting van de vleugelwortel, zodat in rusthouding de binnenste dwarslijnen van beide voorvleugels samen grofweg een breed uitlopende omgekeerde V vormen. De buitenste dwarslijn loopt ongeveer parallel aan de binnenste en maakt bij de binnenrand een lichte golfbeweging. De dwarslijnen zijn donker afgezet en over de vleugel loopt een donkere middenschaduw. Er is weinig variatie.
De tweekleurige heremietuil (I. subtusa) is lichter olijfbruin en heeft geen rozeachtige tint; de voorvleugel heeft een gebogen voorrand en een minder golvende achterrand. De binnenste dwarslijn buigt bij de binnenrand niet naar de vleugelwortel toe, maar is in rusthouding als een rechte lijn over beide voorvleugels zichtbaar; bovendien is de tapvlek meestal duidelijk aanwezig.
tweekleurige heremietuil
Ipimorpha subtusa
NOCTUIDAE: Hadeninae
Tweekleurige heremietuil (Ipimorpha subtusa).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
tweekleurige heremietuil
Ipimorpha subtusa
NOCTUIDAE: Hadeninae
Begin juli-half oktober in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen en honingdauw.
Rups: april-mei. Jonge rupsen leven tussen samengesponnen bladeren, meestal aan twijguiteinden. De verpopping vindt plaats in een cocon in de grond. De soort overwintert als ei op de waardplant.
Wilg en populier.
Vochtige bossen, rivieroevers en moerassen.
Vrij algemeen. Komt verspreid over het land voor. RL: bedreigd.
Vrij zeldzaam in Vlaanderen. Wijdverbreid in de Vlaamse Ardennen en de ruit Gent-Antwerpen-Hasselt-Brussel; zeldzamer daarbuiten. In Wallonië zeldzaam; recente meldingen uit alle provincies.
Nagenoeg heel Europa; naar het noorden tot Midden-Engeland, Zuid-Noorwegen, Midden-Zweden, Zuid-Finland en Karelië. Naar het zuiden tot Centraal-Spanje, Midden-Italië, Macedonië, Bulgarije en westelijk Klein-Azië. Via Noord- en Midden-Azië tot Sachalin en Japan.
Heremietuil is een al lang bestaande naam die al gebruikt wordt door Ter Haar in 'Onze vlinders' (begin vorige eeuw).
Een heremiet is een kluizenaar, iemand die een verborgen leven leidt; dit geldt ook voor de rups van deze soort, die leeft tussen samengesponnen bladeren.
Ipimorpha: ipos is in een muizenval, het stukje hout dat de muis klem zet en morphe is de vorm van. Dit verwijst naar de tekening op de vleugels. Om deze omschrijving te begrijpen zou men wel moeten weten hoe de muizenval van Hübner er uitzag.
retusa: retusus is stomp, bot. 'Met het uiteinde stomp en breed gegolfd'. Naar de golfvorm van de achterrand van de voorvleugel.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
nullenuil
Dicycla oo
groente-uil
Lacanobia oleracea
gewone stofuil
Hoplodrina octogenaria
herfst-rietboorder
Rhizedra lutosa
geoogde w-uil
Lacanobia contigua
saffraangouduil
Tiliacea aurago