Vrij algemeen. Komt vooral voor op de zandgronden in het binnenland en in de noordelijke duinen; op sommige vliegplaatsen talrijk. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: 10-12 mm. De doorgaans roodachtig donkerbruine voorvleugel heeft een kenmerkend bont getekend uiterlijk door de wit- en grijsachtige marmering. De kleur is enigszins variabel: soms is het grondpatroon grijsachtig bruin en de hoeveelheid wit kan variëren. Opvallend is de centrale witte vlek, die grenst aan de kleine ringvlek en deze gedeeltelijk kan omsluiten. Langs de achterrand van de gele achtervleugel loopt een zeer brede, zwarte band met smalle uitlopers langs de voorrand en de binnenrand.
Tot 30 mm; lichaam donkergroen tot helder geelachtig groen met witte spikkels; over de rug een lengtestreep van geelgekernde, witte vlekken met aan weerszijden een rij gekromde, geelgekernde, witte vlekken; onder de spiracula een rij witte, omgekeerde V-vormige vlekken; kop groen met lichtbruine spikkels.
De granietuil (Lycophotia porphyrea) is iets groter en heeft een vuilbruine achtervleugel.
granietuil
Lycophotia porphyrea
NOCTUIDAE: Hadeninae
Half april-oktober in twee, soms drie generaties. De vlinders vliegen overdag bij zonnig weer boven de heide en bezoeken bloemen.
Rups: juni-april. De rups foerageert vooral ´s nachts en rust overdag op de waardplant; vanwege de goede schutkleur valt de rups daar nauwelijks op. De soort overwintert als rups of als pop in een cocon op of in de grond.
Struikhei en dophei.
Heiden.
Vrij algemeen. Komt vooral voor op de zandgronden in het binnenland en in de noordelijke duinen; op sommige vliegplaatsen talrijk. RL: niet bedreigd.
In Vlaanderen vrij zeldzaam in de Kempen, waar de soort wijdverbreid en lokaal talrijk is. Recent gevestigd in enkele heideterreinen in Oost- en West-Vlaanderen (Maldegem en Brugge). In Wallonië wijdverbreid in alle provincies.
In het zuiden van Europa van het Iberisch schiereiland via Zuid-Frankrijk en Midden-Italië tot Adria (Dalmatië). Naar het westen en noorden tot de Britse eilanden en Scandinavië (tot de 70e breedtegraad) en naar het oosten tot de Oeral. Er was een opgave uit Noord-Amerika (Franclemont & Todd, 1983), maar deze melding is achterhaald (Mikkola, Lafontaine & Kononenko, 1991).
Roodbontheideuiltje is een al lang bestaande naam die al gebruikt wordt door Ter Haar in 'Onze vlinders' (begin vorige eeuw).
Het vlindertje is roodachtig, bont en het leeft op de heide.
Anarta: anarta is een zeeschelpdier die genoemd wordt door Plinius; dit heeft verder geen enthomologische achtergrond. Deze uitleg is van Ochsenheimer zelf.
myrtilli: Vaccinium myrtillus is blauwe bosbes; deze plant wordt vaker genoemd als waardplant, maar Erica en Calluna zijn belangrijker.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
gewone grasuil
Luperina testacea
bruine bosbesuil
Xylena solidaginis
wollegras-uil
Celaena haworthii
ruituil
Xestia stigmatica
donkere marmeruil
Deltote pygarga
bont schaapje
Acronicta aceris