Vindt u het leuk om een route te gaan lopen? Neem dan contact op met het meetnetteam. Wij nemen dan contact met u op om een route uit te zetten. Routes worden buiten het veldwerkseizoen uitgezet, in het algemeen tussen januari en half mei.
Om een monitoringroute te lopen, moet u een basale kennis van vlinders hebben. Daarnaast moet u de mogelijkheid hebben om liefst één keer per week een half uur, exclusief reistijd, alleen of samen met iemand een telling te verrichten.
Er zijn drie manieren van monitoren. De eerste manier is een algemene route. Dit is een specifieke route die in het seizoen eens per week dient te worden gelopen. Tijdens deze wandeling worden alle vlindersoorten genoteerd. De meeste routes zijn algemene routes.
Naast de algemene route waarbij alle soorten worden genoteerd, zijn er ook zogenaamde soortgerichte routes. Deze routes worden één tot drie keer in het seizoen gelopen.
Ook is het mogelijk om te tellen in telplots, een stuk waar eitjes geteld worden, vooral van gentiaanblauwtje, sleedoornpage en grote vuurvlinder. Van grote vuurvlinder worden ook rupsen geteld. Een telplot worden minder vaak bezocht dan routes en de rupsen en eitjes kunnen ook bij bewolkt weer en in de avonduren geteld worden.
Aangezien tellingen van jaar tot jaar met elkaar vergeleken worden, is het erg belangrijk dat ze altijd op dezelfde manier en onder dezelfde omstandigheden worden uitgevoerd.
Bij de eerste telling van het jaar is het belangrijk om eventuele veranderingen in het landschap te noteren en deze door te geven. Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat er bomen gekapt of geplant zijn, er ineens niet meer gemaaid wordt of de gemeente besluit te stoppen met het spuiten van gif tegen onkruid. Deze veranderingen kunt u doorgeven wanneer u uw eerste gegevens doorstuurt.
Algemene routes worden bij voorkeur eens per week geteld. Belangrijkste telperiode is de periode van 1 april tot 30 september; het is hierbij niet belangrijk dat er altijd op dezelfde dag in de week geteld wordt. Meerdere keren per dag of week dezelfde route tellen mag altijd en deze gegevens zijn zeer welkom; let hierbij wel op dat ze als aparte tellingen worden doorgegeven en niet worden opgeteld. Daarnaast zijn er nog een paar regels voor het tellen op een algemene route. Er wordt alleen geteld:
Het kan gebeuren dat er in een hele week geen enkel moment aan deze weersomstandigheden wordt voldaan. Dit is geen probleem: ook wanneer er een week niet geteld is, zijn uw gegevens erg bruikbaar.
Tijdens het tellen loopt u in rustig en constant tempo de route. U noteert alle soorten vlinders die u waarneemt tot een afstand van 2,5 meter opzij, 5 meter voor u en 5 meter boven u, zie de afbeelding hiernaast. Wanneer een vlinder u “volgt” tot in de volgende sectie, wordt deze wederom genoteerd, maar nu dus ook voor de tweede sectie. Vinders die worden waargenomen buiten dit waarneminggebied kunt u doorgeven als verspreidingsonderzoek via Telmee of waarneming.nl.
Soms is het moeilijk om witjes te onderscheiden. Als u er een paar heeft kunnen identificeren, kunt u de overige witjes naar rato verdelen. Dit mag alleen bij witjes.
Naast het tellen van dagvlinders kunt u ook dagactieve nachtvlinders tellen. Meer informatie hier over vindt u in de handleiding en in deze folder.
Het tellen van nectarplanten is ook geheel vrijwillig. Wanneer u er voor kiest dit te doen, wordt u verzocht vier keer in het seizoen tijdens het lopen te kijken welke nectarplanten er in bloei staan. Meer informatie vindt u in de handleiding.
Tussen het tellen op algemene en soortgerichte routes zijn een paar kleine verschillen. Zo worden soortgerichte routes alleen gelopen tijdens de vliegtijd van de soort; deze kunt u vinden op de website van De Vlinderstichting. Voor de vliegtijd begint, zal de coördinator u per brief of mail waarschuwen en een prognose van de telperiode geven.
Om betrouwbare gegevens te verkrijgen, moet een soortgerichte route minimaal drie weken achtereen, eens per week gelopen worden. Natuurlijk mag de route ook meerdere keren per dag of week gelopen worden en ook meerdere weken; het is daarbij echter wel belangrijk dat iedere tocht als een apart bezoek wordt genoteerd met een eigen begin- en eindtijd.
Bij ieder van de drie soorten is er een andere teltechniek van toepassing, vandaar dat ze hieronder apart besproken worden.
Bij gentiaanblauwtjes worden de eitjes geteld. Deze eitjes zijn overal op de klokjesgentiaan te vinden en het aantal varieert van enkele tot tientallen per plant. Natuurlijk zijn er ook planten zonder eitjes. Het beste kunt u zoeken wanneer het vliegseizoen net over is. Dit is normaal gesproken in de buurt van de laatste week van juli tot de eerste twee weken van augustus.
Om een goed beeld te krijgen moet dezelfde plot per seizoen twee keer geteld worden met minimaal een week tussen de tellingen in.
De informatie die wordt genoteerd, is het totaal aantal eitjes in de plot (van 100m2) en het totaal aantal bloemknoppen en stengels van de klokjesgentiaan in de telplot. Kiemplanten en jonge planten zonder bloemen worden niet meegerekend.
Bij de grote vuurvlinder worden de eitjes en de net uitgekomen rupsjes geteld. Deze zijn te vinden op waterzuringplanten tijdens de laatste twee weken van juli en de eerste twee weken van augustus. Ook hierbij wordt er twee keer in het seizoen geteld met minimaal een week tussen de twee tellingen.
Het totaal aantal eitjes, rupsjes en waterzuringplanten in de telplot wordt genoteerd. Eitjes en rupsen moeten apart worden opgenomen en ingevoerd.
De hele winter kan er gezocht worden naar de sleedoornpage-eitjes. De eitjes vallen goed op wanneer er geen bladeren meer aan de planten zitten. Sneeuw maakt het zoeken naar de eitjes moeilijk, ook op het moment dat de knoppen uitkomen is het echt onbegonnen werk. Per plot hoeft er maar één keer geteld te worden.
Tel tijdens het bezoek alle eitjes tussen knie- en ooghoogte (50-200 cm). Alleen het aantal eitjes per telplot hoeft doorgegeven te worden.
Tellingen kunnen meteen na het lopen van de route worden doorgegeven. Dan kost het u maar 5 minuten en kunnen ze worden gebruikt voor tussentijdse nieuwsberichtjes. Ze kunnen ook aan het einde van het seizoen allemaal tegelijk worden ingevoerd. Wel is het belangrijk dit voor 1 november te doen aangezien dan de analyse begint.
De tellingen zijn het makkelijkst door te geven via internet, op meetnet.vlinderstichting.nl. Niet alleen kan de telling op deze manier direct worden gebruikt, ook kunnen de eerste controles gelijk worden uitgevoerd. Vaak gaat het om kleine typefoutjes die online snel kunnen worden verbeterd. Via deze site kunt u na inloggen snel en gemakkelijk de telling doorgeven. Er is een online handleiding beschikbaar om u eventueel te helpen met het invullen van het formulier.
Tegenwoordig kan je de tellingen ook doorgeven via de meetnet app, hier vind je meer informatie.
Naast online kunt u de telling ook met een papieren formulier doorgeven. Hiervoor is een aparte handleiding beschikbaar. U kunt deze handleiding en formulieren downloaden of telefonisch aanvragen bij De Vlinderstichting, 0317-467346.
Mocht u vragen hebben of mocht het niet lukken, dan kunt u altijd contact opnemen met de coördinatoren via email, meetnet@vlinderstichting.nl of via de telefoon, 0317-467346.
Een goede monitoringroute moet voldoen aan een paar eisen.
Als u de route gemaakt hebt, kunt u contact opnemen met meetnet@vlinderstichting.nl. Voordat u uw eerste route kunt gaan invoeren moeten we een inlogcode voor u aanmaken. Daarvoor hebben we in ieder geval een huisadres nodig, liefst ook een e-mail adres (zeker als u online gaat invoeren) en telefoonnummer.
Zeldzame soorten worden op de algemene routes te weinig geteld om betrouwbare uitspraken te kunnen doen over de voor- of achteruitgang van de soort. Soms komt dit doordat de soort nog maar weinig voorkomt.
Voor deze soorten kan soortgerichte monitoring een goede oplossing zijn. Bij soortgerichte monitoring wordt een route speciaal voor één soort uitgezet op een plek waar zich een goede populatie bevindt. Deze route wordt alléén in de vliegtijd van de betreffende vlinder drie of vier keer gelopen.
Voor drie soorten vlinders wordt er in plots geteld. Het is hierbij van belang dat ieder jaar precies diezelfde plot wordt geteld. Plots kunnen worden aangegeven door een bestaand herkenningspunt te gebruiken voor een van de hoekpunten, of door een paal te plaatsen in een van de hoekpunten. Ook kan een gps gebruikt worden om een plot mee te markeren. Aangezien voor iedere soort een andere manier van uitzetten van de plot moet worden toegepast worden ze hieronder apart besproken.
De eitjes van het gentiaanblauwtje worden gevonden op de klokjesgentiaan. Ze zijn klein en wit en vallen hierdoor goed op. Een plot is in het algemeen liefst 100m2 en kan vierkant (10m x 10m), maar ook rechthoekig (bijvoorbeeld 5m x 20m) zijn.
Aangezien de huidige populaties van de grote vuurvlinder in beschermde natuurgebieden voorkomen, is overleg met de beheerder noodzakelijk om een telplot te maken. De telplots worden gekozen in een deel van het terrein dat op het eerste gezicht een aparte natuurlijke eenheid is. De plot moet ongeveer zo groot zijn dat alle waterzuringplanten waar de eitjes en rupsen op kunnen zitten, binnen een half uur geteld kunnen worden.
Zoals de naam al aangeeft kun u de witte, kleine eitjes van de sleedoornpage op de sleedoorn vinden. Ook voor deze telplots is het belangrijk dat er niet meer dan een half uur nodig is om te tellen. Mocht u langer willen tellen dan kan dat door meerdere plots te tellen. Een plot bestaat uit bijvoorbeeld een sleedoornheg, een deel van een park, een boomgaard of parkje, maar ook een of meer tuinen. In ieder geval is het van belang dat u elk jaar hetzelfde stuk kunt tellen.