Van deze soort is slechts één waarneming bekend uit 1853 in Gelderland.
Voorvleugellengte: ♂ 15-17 mm, ♀ 17-19 mm. Het mannetje van deze spinner heeft een brede okergele voorvleugel met een opvallende, scherp afgetekende, witte middenvlek. Een vage, soms afwezige binnenste dwarslijn en een duidelijke buitenste dwarslijn begrenzen een iets meer bruinachtig getint middenveld. De okergele kleur zet zich nog voort als een smalle zone aan de buitenzijde van de buitenste dwarslijn, de rest van het zoomveld van de voorvleugel heeft, net als de gehele achtervleugel, een bruinachtig grijze kleur met een paarse tint. Het vleugelpatroon van het iets grotere vrouwtje komt hier grotendeels mee overeen. Alleen is hier sprake van een grotendeels roestbruine voorvleugel waarop slechts een geelachtige buitenste dwarslijn zichtbaar is.
Ter Haar: Rups geelbruin met fluweelzwarte insnijdingen, blauwachtig zwarte rugvlekken en blauwe zijden met gele streepjes en vlekken.
De wolspinner (E. lanestris) heeft naast een witte middenvlek, die meer driehoekig is, ook een opvallende witte vlek in het wortelveld. De kleine hageheld (Lasiocampa trifolii) is aanzienlijk groter en heeft een veel
kleinere witte middenvlek.
kleine hageheld
Lasiocampa trifolii
LASIOCAMPIDAE: Lasiocampinae
wolspinner
Eriogaster lanestris
LASIOCAMPIDAE: Lasiocampinae
Oktober in één generatie.
Rups: juni-juli.
Ebert: De rups leeft in nesten op sleedoorn en wordt daardoor snel met lanestris verwisseld. Onderscheid: donkerder beharing en veel zwakkere geeltekening.
Vooral sleedoorn, maar ook op meidoorn, iep en berk.
Van deze soort is slechts één waarneming bekend uit 1853 in Gelderland.
Zeer zeldzaam. Komt zeer lokaal voor in Namen.
Van het noorden van het Iberisch schiereiland via West-, Midden- en Zuid-Europa naar het oosten tot Rusland. Naar het noorden tot Noord-Duitsland. In het zuiden via Italië en de Balkan tot West-Azië. Deze soort is in grote gebieden Midden-Europa uitgestorven of wordt met uitsterven bedreigd; het areaal is sterk verbrokkeld.
bosrandspinner
De rupsen van de Spinner-familie spinnen een meer of minder stevige cocon om in te gaan verpoppen.
Ebert toont in zijn Baden-Wüttemburg-reeks een foto van een mooie open bosrand als habitat van deze bosrandspinner.
Eriogaster: erion is wol en gaster is de buik. Dit slaat op de wollige anale pluim.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
eikenblad
Gastropacha quercifolia
populierenblad
Gastropacha populifolia
kleine hageheld
Lasiocampa trifolii
espenblad
Phyllodesma tremulifolia
hulstblad
Phyllodesma ilicifolia
dennenspinner
Dendrolimus pini