Vrij zeldzaam. Komt verspreid over het land voor. RL: kwetsbaar.
Voorvleugellengte: 17-20 mm. Samen met de psi-uil (A. psi) is deze uil goed te onderscheiden van de andere Acronicta-soorten door de duidelijk afstekende zwarte lengtestrepen op de vaak enigszins bruinachtig getinte, grijze voorvleugel. Het meest opvallend zijn de langgerekte streep in de vorm van een speerpunt in de binnenrandhoek en de lange, vertakte wortelstreep. De naar elkaar toe liggende zijden van de ringvlek en de niervlek zijn zwart omrand; daartussen ligt een zwart lijntje dat de beide vlekken met elkaar verbindt. Er is weinig variatie; soms komen roze getinte exemplaren voor.
Tot 38 mm; op segment vier een opvallende 'vierkante' bult en een minder opvallende bult op segment elf; lichaam grijsachtig zwart met over het midden van de rug een brede oranje-gele band met aan weerszijden een rij oranje-rode vlekjes; over de flanken een brede, witte lengteband met rode of roze tekening; kop glimmend zwart.
Zie de psi-uil (A. psi) en de grote drietand (A. cuspis). De daar genoemde verschillen zijn echter niet betrouwbaar genoeg om de soorten met zekerheid van elkaar te onderscheiden. Voor een zekere determinatie is genitaliënonderzoek nodig.
psi-uil
Acronicta psi
NOCTUIDAE: Acronictinae
grote drietand
Acronicta cuspis
NOCTUIDAE: Acronictinae
In tegenstelling tot bij de vlinders, is de rups van de drietand (Acronicta tridens) wel goed te onderscheiden van die van de psi-uil (A. psi).
Half april-eind september in twee generaties. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen.
Rups: juni-oktober. De soort overwintert als pop, soms meerdere jaren, in een licht spinsel onder de schors, in een schorsspleet of in dood hout.
Allerlei loofbomen en struiken, waaronder sleedoorn, meidoorn, wilg, eik, roos en dwergmispel.
Bossen, moerasachtige gebieden, wegbermen en ruderale terreinen in stedelijk gebied.
Vrij zeldzaam. Komt verspreid over het land voor. RL: kwetsbaar.
Vrij zeldzaam in het hele land, maar wijdverbreid.
In Europa van het Middellandse zeegebied tot Midden-Schotland, Zuid-Noorwegen, Midden-Zweden, Midden-Finland tot de Oeral; eenzelfde verspreiding als A.psi maar veel zeldzamer. Buiten Europa Klein-Azië, Voor-Azië, Midden-Azië tot Noord-China, Korea en Japan. Men moet echter aannemen dat veel van deze waarnemingen de veel gewonere psi betreffen. De vroeger als subspecies van tridens beschouwde A. radoti (Lecerf, 1924) uit Marokko, Algerije en Tunesië dient volgens Rungs (1979) als separate soort te worden beschouwd.
Drietand is een al lang bestaande naam die al gebruikt wordt door Ter Haar in 'Onze vlinders' (begin vorige eeuw).
Drietand wijst op het zwarte figuurtje bij de achterrand van de voorvleugels dat wel wat lijkt op de staf van de zeegod Neptunus.
Acronicta: akronux is het vallen van de avond. Waarschijnlijk heeft deze naam dezelfde strekking als Noctua, in de nacht. Dit genus heeft immers geen enkele binding met de avondschemering.
tridens: tri- is drie en dens is een tand, naar de drie takken van de zwarte tornale veeg. Dat er bij het mannelijke genitaal een drievoudig vertakt element zit dat bij psi tweevoudig vertakt is, is een leuke bijkomstigheid.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
schaaruil
Hada plebeja
wilgengouduil
Xanthia togata
saffraangouduil
Tiliacea aurago
lisdoddeboorder
Nonagria typhae
getekende walstro-uil
Chersotis multangula
zwartpuntvolgeling
Noctua orbona