Zeldzaam. Een soort die lokaal voorkomt in de duinen; af en toe een waarneming in het binnenland. RL: ernstig bedreigd.
Voorvleugellengte: 13-17 mm. Deze vrij kleine Agrotis-soort heeft een relatief brede voorvleugel en een afgeronde vleugelpunt en is van alle verwante soorten te onderscheiden door het ontbreken van de tapvlek. Er zijn diverse kleurvormen waarbij vaak de grijze tinten overheersen. Kenmerkend is dat de niervlek meestal klein en tamelijk onopvallend is en de ringvlek zeer klein of afwezig. Op de voorrand van de vleugel bevinden zich meestal enkele donkere vlekken als begin van de dunne onregelmatige dwarslijnen en de middenschaduw. Het vrouwtje is kleiner dan het mannetje.
Zwartvlakworteluil (Euxoa obelisca), graanworteluil (Euxoa tritici), rookkleurige worteluil (Euxoa nigricans), variabele worteluil (Euxoa cursoria), witvlekworteluil (Euxoa lidia), bonte worteluil (Agrotis vestigialis), puta-uil (Agrotis puta), gewone velduil (Agrotis segetum), grote worteluil (Agrotis ipsilon), geoogde worteluil (Agrotis clavis), duinworteluil (Agrotis ripae) en gewone worteluil (Agrotis exclamationis).
Let op: de rupsen van de Euxoa- en de Agrotis-soorten zijn erg moeilijk uit elkaar te houden.
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
duinworteluil
Agrotis ripae
NOCTUIDAE: Noctuinae
bonte worteluil
Agrotis vestigialis
NOCTUIDAE: Noctuinae
graanworteluil
Euxoa tritici
NOCTUIDAE: Noctuinae
variabele worteluil
Euxoa cursoria
NOCTUIDAE: Noctuinae
rookkleurige worteluil
Euxoa nigricans
NOCTUIDAE: Noctuinae
grote worteluil
Agrotis ipsilon
NOCTUIDAE: Noctuinae
witvlekworteluil
Euxoa lidia
NOCTUIDAE: Noctuinae
puta-uil
Agrotis puta
NOCTUIDAE: Noctuinae
gewone worteluil
Agrotis exclamationis
NOCTUIDAE: Noctuinae
gewone velduil
Agrotis segetum
NOCTUIDAE: Noctuinae
geoogde worteluil
Agrotis clavis
NOCTUIDAE: Noctuinae
zwartvlekdwergspanner
Eupithecia centaureata
NOCTUIDAE: Noctuinae
Half april-begin juli in één generatie. De mannetjes komen op licht; de vrouwtjes komen beter op smeer. ´s Nachts kunnen vrouwtjes rustend op korte grasstengels worden aangetroffen; bij warm weer zijn ze soms overdag actief en zijn dan vooral te vinden in grasvegetaties.
Rups: juni-april. De soort overwintert als volgroeide rups en verpopt zich in het vroege voorjaar in de grond.
Diverse kruidachtige planten, waaronder kruiptijm, zuring en paardenbloem.
(Kalk)graslanden, steengroeven, heiden en duinen.
Zeldzaam. Een soort die lokaal voorkomt in de duinen; af en toe een waarneming in het binnenland. RL: ernstig bedreigd.
Zeer zeldzaam. Bekend uit Luik, Luxemburg en Namen, maar recente waarnemingen ontbreken.
Marokko, Spanje en via heel Europa tot de Oeral. In het noorden Ierland, Midden-Engeland, Zuid-Scandinavië en verder naar het oosten. In het zuiden het Middellandse Zeegebied met Italië en Noord-Griekenland maar zonder de eilanden van de Middellandse Zee en zonder de Peloponneses. In het oosten horen de noordelijke delen van Klein-Azië, van de Kaukasus en van de Kaspische Zee bij het areaal.
De Agrotis- en Euxoa-soorten werden samengevoegd onder de groepsnaam worteluil. De rupsen hebben een relatie met plantenwortels.
Naast de Nederlandse wijzen ook de wetenschappelijke en de Duitse naam op de grijze kleur van deze vlinder.
Agrotis: agrotes is van het veld, iemand van het platte land. Grasland is meer het habitat dan bossen. Deze naam werd als eerste door Hübner voorgesteld (1806).
cinerea: cinereus is asachtig, naar de kelur van de vleugels.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
witvlek-silene-uil
Hadena albimacula
tandjesuil
Sideridis turbida
akkerwinde-uil
Tyta luctuosa
graswortelvlinder
Apamea monoglypha
lichte daguil
Heliothis viriplaca
bleke stofuil
Athetis gluteosa